In mijn studiejaren was ik klant bij een tamelijk chique opticien, niet omdat ik me te goed voelde voor de Pearle of de Hans Anders, maar omdat deze luxe brillenzaak zich op kruipafstand van mijn studentenhuis bevond. Gemak stond hoog in het vaandel, en de stufi moest toch ergens aan worden uitgegeven.
De winkel had een Italiaanse naam en de optometrist noemde me steevast ‘maestro’, wat goed voelde, al denk ik nu dat het kwam doordat hij mijn naam niet wist en er niet naar wilde vragen. Bij aanvang van elk bezoek kreeg ik een cappuccino van hem en als ik weer naar huis ging, zei hij altijd ‘ciao’.
Daar moest ik aan denken toen ik laatst ‘ciao’ zei tegen een vriend en deze vriend antwoordde dat hij die groet niet meer gebruikt, nu hij weet dat ciao ‘ik ben je slaaf’ betekent. Hè?, dacht ik. Echt?
Diverse naslagwerken bevestigen dit. Ciao zou komen van het Venetiaanse s-ciào vostro of s-ciào su, wat ‘(ik ben) jouw slaaf’ betekent. Maar zo letterlijk is het niet bedoeld – eerder als ‘at your service’ of het bekendere ‘tot uw dienst’. Of zoals ‘YOS’, waarmee je een brief in het Engels kunt afsluiten en wat staat voor your obedient servant. Onder meer in Zuid-Duitsland en Oostenrijk groet men elkaar vriendschappelijk met servus!, wat ‘slaaf’ betekent in het Latijn.
‘Ciao’ is wereldwijd net zo populair als pasta en pizza. In vele landen behoort het tot de dagelijkse taal. Het zou Hemingway zijn geweest die het in het Engelse taalgebied heeft gepopulariseerd met A Farewell to Arms uit 1929. Ik heb het erbij gepakt, het is immers Boekenweek, en ja, het komt erin voor, maar slechts zeven keer, en gespeld als ‘ciaou’.
Goed, tot hier. At your service, servus. Tot uw dienst. Ciao.