In Trouw stond een mooi verhaal over landschapsontwikkelaar Jos Willemsen, die uitgeputte landbouwgrond helpt te herstellen. Hij doorgrondt de bodem, plant nuttige soorten en voedt het bodemleven met gras, blad en houtsnippers. ‘Landschapper’, noemt hij zichzelf, ‘syntropische landbouw’ en ‘voedselbosbouw’ zijn de specialismen.
Ik las laatst een boek over voedselbosbouw waarin hij ook werd genoemd. Binnen in een bos, in het koele lommer, valt vaak veel schaduw, maar aan de randen tieren eetbare gewassen welig. ‘Randerij’, noemt Willemsen het creëren van eetbare bosranden, aldus het boek Voedselbos. Inspiratie voor ontwerp en beheer.
Randerij, dat kende ik niet. Zo te zien een samentrekking van ‘(bos)rand’ en ‘boerderij’. Ik googelde Willemsen en bekeek de film Jos. De mens als nuttige soort, waarin hij zijn visie op het leven en de landbouw uiteenzet.
De inhoud van het artikel in Trouw was mij dus bekend, maar ik leerde nog een nieuw woord. Het wordt Willemsen droef te moede wanneer hij de teloorgang van de biodiversiteit aanschouwt. ‘Ik leef met landschapspijn, ik zie alleen maar aftakeling.’
Landschapspijn, dus. Voor ‘pijn’ in samenstellingen staat doorgaans een oorzaak (groeipijn) of lichaamsdeel (oorpijn). Landschapspijn lijkt die twee te combineren. De oorzaak van de pijn is het landschap, en kun je de ecologie, het leven om ons heen, niet als het verlengde van ons lichaam beschouwen? Pijn door het landschap, pijn in het landschap.
Het staat al sinds 2017 in de Van Dale. Landschapspijn is een ‘weemoedig gevoel dat iemand overvalt als hij constateert dat een vertrouwd landschap onherstelbaar is veranderd door verkaveling, bebouwing, industrialisering e.d.’ Het werd gemunt door de Friese journalist Jantien de Boer. Haar boek Landschapspijn. Over de toekomst van ons platteland zet ik op mijn verlanglijst.
Geschreven voor de Volkskrant