We worden in de aanloop naar de verkiezingen doodgegooid met opiniepeilingen. Wat anderen vinden lijkt soms wel belangrijker dan wat de verschillende partijen precies van plan zijn. Van peilingen wordt vaak gezegd dat ze kuddegedrag veroorzaken, dat mensen niet meer zelf nadenken maar hun stem laten afhangen van welke partij er het beste voorstaat. Afgelopen zaterdag schreef journalistieke ombudsvrouw Annieke Kranenberg bijvoorbeeld: “Te veel nadruk op peilingen kunnen verkiezingen transformeren in een paardenrace, waarbij niet de standpunten maar de koersen centraal staan.”
De 35-jarige Sjoerd Stolwijk promoveerde afgelopen week aan de Universiteit van Amsterdam op dit onderwerp, met zijn proefschrift Who is driving whom: The media, voters and the bandwagon. Hij ontdekte dat kuddegedrag wel meevalt, en dat peilingen juist goed zijn voor de democratie: mensen krijgen meer interesse in de politiek. Ik sprak hem over peilingen, strategisch stemmen, de media en wat schapen doen als er een wolf komt aangeslopen.
Hoi Sjoerd. Veel mensen haten peilingen. Wat is hun kritiek?
Er zijn twee veelgehoorde bezwaren. Het ene is dat peilingen niet kloppen en het andere is dat ze te veel invloed hebben, en dan vooral op andere mensen. Zelf lopen de critici natuurlijk niet achter de peilingen aan, maar hun buren wel.
In sommige landen zijn peilingen verboden, las ik in je proefschrift.
Dat klopt. In Nederland mogen er op de dag van de verkiezingen geen opiniepeilingen gepubliceerd worden, en in Duitsland is geëxperimenteerd met een verbod op peilingen vanaf tien dagen voor de verkiezingen. De kritiek op peilingen loopt dus helemaal tot aan de wet, maar er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor. Er is een hardnekkige mythevorming om peilingen heen, en je ziet die elke keer opbloeien, zeker als er iets gebeurt in de politiek waar mensen verbaasd over zijn. Dan krijgen de peilingen snel de schuld.
Waarom mogen er in Nederland op de dag van de verkiezingen geen peilingen meer worden gepubliceerd?
Op de dag van de verkiezingen zelf is het lastig om te zien wat de uitslag gaat worden. Het is waarschijnlijk dat bepaalde groepen kiezers op andere momenten gaan stemmen dan andere. Werkende mensen gaan bijvoorbeeld niet snel onder werktijd stemmen. Dat soort factoren zorgt ervoor dat sommige partijen het op bepaalde momenten beter lijken te doen. Daarom is het gevaarlijk om daar schattingen op te projecteren.
Wat is daar gevaarlijk aan?
Het kan mensen demotiveren om te gaan stemmen, en dan krijg je oneerlijke concurrentie. Het lijkt dan alsof één partij gaat winnen, terwijl bepaalde groepen kiezers nog niet gestemd hebben. Kiezers kunnen dan het idee krijgen dat ze toch al verloren hebben. Dat zou niet goed zijn.
In Frankrijk hebben ze daar een mooi onderzoek naar gedaan. Frankrijk heeft overzeese gebieden waar het zes of zeven uur vroeger is dan op het vasteland. Het was altijd zo dat die op dezelfde dag mochten stemmen als het vasteland, maar dat betekende vaak dat de einduitslag dan al bekend was, door het tijdsverschil. Als je een eiland hebt van dertigduizend mensen, en uit exitpolls op het vasteland blijkt dat het verschil tussen nummer één en twee meer dan dertigduizend is – wat eigenlijk altijd zo is – dan weet je als eilandbewoner dat je stem niks meer uitmaakt. De verliezende partij, zo bleek uit dat onderzoek, kreeg dan tot twaalf procent minder stemmen. Die wet is gewijzigd, de mensen op dat eiland mogen nu al een dag voor de officiële verkiezingsdatum stemmen.
Werkt het bij een normale opiniepeiling niet net zo?
Dat soort effecten zou je ook kunnen hebben van een normale opiniepeiling, een dag voor de verkiezingen, maar daar zit een grotere onzekerheid in omdat nog niemand op dat moment gestemd heeft. We zien daarom dat mensen veel minder sterk reageren op normale peilingen. Ik ken geen enkele studie – inclusief mijn eigen onderzoek – waarin zulke enorme effecten van peilingen te zien zijn.
Peilingen leiden dus niet tot kuddegedrag, zoals veel mensen denken.
Nee. Wat mijn onderzoek wel laat zien is dat mensen rekening houden met peilingen als ze over hun stemkeuze gaan nadenken. Ze nemen dat voor een klein gedeelte mee in hun beslissing. Dat is eigenlijk goed, want het is natuurlijk zo dat je zelf niet altijd alles weet. Misschien snap je niet alles, misschien mis je informatie, en als heel veel mensen een bepaalde mening blijken te hebben, dan zegt dat toch iets over een partij. Dat je dat voor een paar procent meeneemt in je eigen oordeel is denk ik iets goeds.
Maar is dat geen meeloopgedrag?
In principe is dat natuurlijk zo, maar laat me je een voorbeeld geven. Een groep schapen is aan het grazen op de wei en ze zijn prima happy. Dan komt er een wolf aangeslopen. De schapen zien dat niet, die zijn gewoon lekker aan het grazen. Op een gegeven moment ziet een van die schapen die wolf, en begint te rennen. Moeten die andere schapen dan denken: ik heb die wolf niet gezien, dus ik blijf maar staan?
Kuddegedrag is niet altijd slecht. Kuddegedrag is pas slecht als je met z’n allen achter een schaap aanloopt zonder na te denken waarom dat schaap aan het rennen is, en of je het ermee eens bent. Je moet wel blijven nadenken. Mijn onderzoek laat zien dat mensen die peilingen gezien hebben juist meer gaan nadenken. Ze worden geïnteresseerder, gaan meer informatie opzoeken, praten meer met andere mensen. Ze worden dus wel beïnvloed door peilingen, maar voor hun uiteindelijke keuze zijn ook andere vormen van informatie van belang.
Wat als een van de schapen roept dat er een wolf is, en ze rennen toch allemaal weg, maar uiteindelijk blijkt het gewoon een verdwaald en droevig schaap van een andere kudde te zijn?
Ja, de volgende keer vertrouw je dat ene schaap dan minder. Maar dan is het nog steeds goed dat je weggerend bent. Je kunt een keer te veel weglopen, maar doodgaan doe je maar één keer. Als je niet wegloopt kan het te laat zijn.
In de Volkskrant stond een week geleden dat zelfs GroenLinksers overwegen om op de VVD te stemmen , om te voorkomen dat de PVV de grootste wordt. Dat is ook op peilingen gebaseerd. Is dat slim kuddegedrag?
Strategisch stemmen is in principe iets goeds. Daarom is mijn antwoord: ja, dat is slim. Op het moment dat je een kiessysteem hebt met veel partijen en keuzemogelijkheden, en kiezers niet zozeer voor een partij zijn maar wel tegen een partij als de PVV, dan is het toch hun goed recht om te proberen die PVV zoveel mogelijk tegen te werken?
Dat gezegd hebbende: er is onderzoek gedaan naar strategisch stemmen, en daaruit blijkt dat strategische stemmers vooral mensen zijn die twijfelen tussen twee partijen met soortgelijke standpunten, en dan kiezen voor de partij die er in de peilingen het beste voor staat. Inhoudelijk hoeven die mensen niet van hun standpunt af te wijken. In dat artikel in de Volkskrant ging het over iemand die in plaats van op GroenLinks een strategische stem op de VVD uitbrengt. Dat gebeurt vrijwel nooit.
Wat de Volkskrant schreef klopt niet?
Ik heb dat onderzoek waarover het ging niet gezien, maar zoals het werd gebracht kreeg ik de indruk dat een GroenLinks-stemmer werd gevraagd: zou je op de VVD stemmen als dat de enige manier is om de PVV uit de race te halen? Het artikel toont vooral hoe groot de weerzin tegen de PVV is onder GroenLinksstemmers. Dat zijn over het algemeen ook niet de mensen die de grootste fan van de VVD zijn, maar toch zijn ze bereid om VVD te stemmen om de PVV onderuit te halen. Dat zegt vooral iets over de weerzin tegen de PVV, en niet zozeer over een strategische stem die echt uitgebracht zal worden.
Echt strategisch stemmen komt pas in een latere fase ter sprake, als de campagne al een tijdje loopt, er debatten zijn geweest, mensen zich meer verdiept hebben en duidelijker is hoe de partijen ervoor staan.
Bij de Brexit, Trump, en het Oekraïne-referendum zaten de peilingen er flink naast. Gaat dat op 15 maart ook gebeuren?
Het is belangrijk is om duidelijk te zijn over de onzekerheidsmarges van peilingen. Die zijn best wel groot. En peilen is moeilijk. Je moet weten wie er allemaal gaan stemmen, willekeurig mensen selecteren, iedereen moet meewerken en perfecte informatie verstrekken. Al die dingen zijn zwaar problematisch. Dat gezegd hebbende doen de opiniepeilers het eigenlijk fantastisch. We moeten ze een enorm compliment maken voor hoe goed ze er elke keer bijzaten. Veel peilingen hadden de Brexit goed voorspeld, zeker als je de onzekerheidsmarges meerekent. Het was de interpretatie van journalisten die fout was.
Bij Trump werd ook meteen gezegd dat de peilingen ernaast zaten, maar ook daar zijn peilingen verkeerd geïnterpreteerd. Ik heb dat eens uitgeplozen. Een van de peilers maakte voor elke staat een voorspelling, en bij zeventig procent van de staten was het verschil tussen Trump en Clinton één of twee procent. Als je dan weet dat de onzekerheidsmarge drie procent is, dan kun je de uitslag in die staten niet voorspellen. Als media gezegd hadden “voor zeventig procent van de staten weten we het niet, voor de overige dertig procent weten we het grotendeels ook niet”, pas dan hadden ze een eerlijke weergave van de peilingen gegeven.
Peilers kunnen dus gewoon doorgaan met peilen, en de media moeten beter hun best doen?
Peilingen doen het eigenlijk boven verwachting goed, en de consequenties van fouten worden vaak overtrokken. Dat peilingen af en toe niet kloppen is jammer en dat kan beter, maar het interesseert mensen wel voor politiek. Dus we hoeven peilingen zeker niet af te schaffen.
Dankjewel!
Geschreven voor VICE, zie hier.