De Iraakse stad Mosoel ken je waarschijnlijk uit het nieuws. Mosoel is oorlog, Mosoel is ISIS, Mosoel is foute boel. Maar wat je vergeet als je verhalen vooral via je telefoonscherm binnenkrijgt, is dat Mosoel een echte stad is met echte mensen, die niet veel verschillen van mensen die je kent. Ze hebben ouders, ze hebben kinderen, ze hebben vrienden, werk en dromen. Ze hebben alleen geen huis meer, want Mosoel is totaal aan gort geschoten. Waarom zouden vluchtelingen daarnaar terugkeren, en niet niet elders opnieuw beginnen? Die vraag was het beginpunt van Stad van twee lentes, een nieuwe documentaire van de Nederlandse makers Frederick Mansell en Laurens Samsom.
Mosoel is een stad met zo’n twee miljoen inwoners, in het noorden van Irak, op de oevers van de Tigris. De stad heeft een lange geschiedenis van oorlogen: in 636 werd het door moslims veroverd, in 1261 door Mongolen, weer later door Perzen en door Turken. Tot het eind van de Eerste Wereldoorlog hoorde Mosoel bij het Ottomaanse Rijk. Daarna bezetten de Britten de stad en begon het westerse, neo-koloniale gezag. Olie werd steeds belangrijker, in het laatste kwart van de 20ste eeuw kwamen de Amerikanen. Voor iedereen die net als Frederick Mansell en Laurens Samsom in de jaren tachtig is geboren, staat Irak gelijk aan oorlog. Nederland heeft er trouwens ook jaren gebombardeerd.
Op 10 juni 2014 viel Mosoel in handen van IS, die er het kalifaat uitriepen. Binnen 48 uur waren meer dan 500.000 Mosoelers op de vlucht. IS voerde genadeloze wetten in, blies tempels en tombes op, en joeg op christenen en andere ‘ongelovigen’. Deze bezetting duurde ruim drie jaar, tot de Iraakse regering op 9 juli 2017 kon uitroepen de stad heroverd was. Bij de Slag om Mosoel, de moeder aller veldslagen, bleef geen baksteen overeind.
Het is ten tijde van dat gevecht dat Stad van twee lentes begint. Filmmakers Frederick Mansell (1985) en Laurens Samsom (1986) keken mee over de schouder van een Irakees die met zijn gezin uit een vluchtelingenkamp terugkeert naar zijn stad, en ze volgden VN-coördinator Lise Grande en de Nederlandse ambassadeur Jan Waltmans, die dag en nacht zwoegen voor stabilisatie van de regio. Ik sprak Frederick en Laurens, masters in de journalistiek aan de UvA, over hun nieuwe film.
Waarom zijn jullie helemaal naar Mosoel gegaan om een film te maken?
Frederick Mansell: Dat had te maken met nieuwsgierigheid en timing. Wij verbaasden ons over de beelden die we zagen op het journaal, zoals droneshots van een kapotgeschoten Aleppo. Wij vroegen ons af: waarom gaan mensen terug naar een stad die zo vernietigd is? In Mosoel konden we terecht om die vraag te beantwoorden.
Hoe was het om een oorlog van dichtbij mee te maken?
Laurens Samsom: Wij hebben uiteindelijk vooral het staartje van die slag meegemaakt. De meeste burgers waren de stad uit. We zijn niet helemaal tot aan de frontlinie gegaan, want dat was niet van belang voor de film en ook te link.
Wat zagen jullie daar?
Laurens: Professioneel geweld. De stad werd al maanden belegerd. Het Iraakse leger nam de stad weer over, maar IS trok zich niet terug. Ze verschansten zich in de oude stad en vochten zich letterlijk dood. Mosoel wordt door de Tigris in tweeën gedeeld. Aan de oostkant zijn IS’ers snel weggegaan om zich aan de westkant te verschansen. De oostkant stond na de slag redelijk overeind maar de westkant is veranderd in één grote ruïne.
Frederick: Wat je daar ziet is zo dystopisch, dat je denkt: volgens mij is het voor mensen uit Mosoel veel makkelijker om de boel de boel te laten en ergens anders een leven op te bouwen. Toch zie je dat mensen terugkeren.
Stonden jullie tussen de tanks te filmen, terwijl er straaljagers over jullie heen vlogen?
Laurens: Je staat tussen pantservoertuigen en ander militair materieel. Je ziet een raket gelanceerd worden in de film, daar stonden we niet al te ver vanaf. Het Iraakse leger is een verzamelgroep van milities en divisies. Je ziet verschillende soorten militairen met elkaar samenwerken en door de lucht vliegt de internationale coalitie, onder aanvoering van de Amerikanen. Bombardementen, explosies, oorlogsgeluid dat je uit films kent. En als de oorlog voorbij is dan zwijgt de stad en staat niets meer overeind.
Waarom keren mensen terug naar een totaal vermorzelde stad?
Frederick: Mijn basisschool in Den Haag is op een gegeven moment neergehaald, om die opnieuw op te bouwen. Toen die stenen fysiek op de grond lagen, voelde ik mijn herinneringen daar ook liggen. Dan merk je hoe verbonden je bent met een plek. Je kan stenen neerhalen, maar gevoelens en herinneringen kun je niet van iemand afnemen. In Mosoel merkten we dat ook. Ondanks dat de stad in puin lag, was het een plek van gedeelde herinneringen waar mensen naar terug willen, omdat het onderdeel van hun zijn is.
Was het erg gevaarlijk daar? Hoe hadden jullie je voorbereid?
Laurens: We hebben vooraf een aantal dagen een cursus gevolgd. EHBO, maar ook hoe je te gedragen in gewelddadige situaties. Dat had ik eerder ook al gedaan. Op die manier waren we persoonlijk goed voorbereid. Verder stelden we uitgebreide protocollen op met mensen waarmee we samenwerkten: waar we wel en niet naartoe gaan, hoe we bepalen of we doorgaan of teruggaan, waar het veilig is en niet. We hadden constant contact met Nederland over waar we waren, met wie en wat we van plan waren. Er zijn veiligere plekken op de wereld om te filmen, maar we gingen voorzichtig te werk. Met lange lenzen bijvoorbeeld, zodat we nergens heel dicht op hoefden te staan. En wij hoefden niet het laatste nieuws te brengen, dat scheelt ook. Het gerucht ging dat de al-Nuri-moskee ingenomen zou worden. Als je voor BBC of CNN werkt dan wil je mee met de commando’s die dat gaan doen. Voor ons wat dat niet zo interessant. Wij hoefden ons niet in de voorste linie van gevechten te begeven.
In jullie film volgen jullie behalve een vader en zijn elfjarige dochter, ook de Nederlandse ambassadeur Jan Waltmans en de Amerikaanse VN-coördinator Lise Grande. Hoe kregen jullie toegang tot die diplomatieke kringen?
Frederick: Met Lise Grande kamen we in contact met behulp van de Nederlandse ambassadeur. Eerst volgden we hem vanuit de Nederlandse ambassade in Bagdad. Hij stelde ons voor aan Grande. Wij waren geïnteresseerd in haar, omdat ze bij de eerste ontmoeting duidelijk en krachtig overkwam. Ze spatte van het beeldscherm, dus we wilden haar als personage. Toen we haar vertelden wat we aan het doen waren en wat we in het verleden hebben gedaan, en met die aanbeveling van de Nederlandse ambassadeur, kregen we toegang.
Hoe gaat zoiets? Moet dat langs de secretaris-generaal van de VN?
Frederick: Lise Grande is ongelooflijk druk, dus ze besluit alles in een split second. Zij had direct besloten dat ze het een goed idee vond dat wij haar zouden volgen. Dat ging langs niemand, dat was meteen geregeld. Ze vertrouwde ons.
In een scène praat Grande onder vier ogen met de stafchef van de Iraakse regering. Haar microfoon staat aan en jullie filmen van een afstand, zonder dat die Irakees dat doorheeft. Kun je zoiets wel gebruiken voor je film?
Frederick: Dat was een moeilijke afweging. Dit was een voorbeeld van hoe achterkamertjespolitiek functioneert in Irak, zonder dat er staatsgeheimen werden onthuld. We hebben besloten dit als voorbeeld te tonen van hoe politiek werkt in combinatie met de VN.
Deze hoge Irakese functionaris wist niet wat het verschil was tussen gifgas en zenuwgas. In een oorlog lijkt me dat wel belangrijk. Hoe schatten jullie de kwaliteit in van Iraakse politici?
Frederick: Dat was opmerkelijk, dat hij dat niet wist. Het niveau en de corruptie verschillen per regio. Er zat een corrupte gouverneur in de regio van Mosoel. Die werd door iedereen corrupt genoemd. De premier op dat moment, al-Abadi, werd gezien als betrouwbaar. Westerse delegaties probeerden zoveel mogelijk zaken te doen met hem, en niet met die gouverneur. Enerzijds zagen we vertrouwen in de politiek, anderzijds wantrouwen vanwege corruptie, waarbij echt veel geld in zakken verdwijnt.
Jullie film gaat over een ernstig onderwerp. Viel er ook wat te lachen in Mosoel?
Laurens: Wij probeerden niet alleen over serieuze, zware onderwerpen te praten. We hebben in Mosoel ook vrolijke mensen ontmoet. Wat ons trof was de veerkracht van mensen die terugkeren naar hun stad om er iets van te maken. Zij zaten ook gewoon te lachen in hun auto, bijvoorbeeld over iemand die brutaal had gedaan tegen een docent. De film gaat niet alleen over oorlog, geweld en misère, maar ook over de menselijke kant, met alle plezier van dien. Het thema is zwaar, maar wij doen een poging het niet alleen te laten gaan over een oorlog ver weg waar wij niets mee te maken hebben. En wij hebben er trouwens wel degelijk wat mee te maken. Nederlandse gevechtsvliegtuigen hebben daar een paar jaar bombardementen uitgevoerd. En Mosoel is maar acht uur vliegen van hier. Zo ver is dat niet.
Zijn mensen in Nederland ook schuldig aan de situatie in het Midden-Oosten? We stoken olie, we steunen de Amerikanen, we bombardeerden Irak.
Laurens: Persoonlijk denk ik niet dat mensen in Nederland individueel schuldig zijn. Dat suggereert bewustzijn en opzet, daar ontbreekt het juist aan. Er gebeurt zo veel op de wereld, zulke grote rampen, dat mensen de neiging hebben om zich ervoor af te sluiten. Ze moeten uitgenodigd worden om deze verhalen tot zich te nemen. In eerste instantie moet er bewustzijn van ellende gecreëerd worden, en pas dan kun je de vraag stellen wat de rol van Nederlanders daarin is, en wat mensen kunnen doen. Voordat je als Nederlands burger morele eisen stelt aan je eigen regering of aan een oliebedrijf moet je je betrokken voelen. Hopelijk vergroot onze film dat gevoel van betrokkenheid.
Wat hebben jullie geleerd van het maken van deze film?
Laurens: Heel veel. Twee dingen steken daarbovenuit. Ten eerste: ik hoop dat er nooit oorlog in Nederland uitbreekt. Ik was nog nooit zo dicht bij zo’n treurige gebeurtenis geweest. Dat mensen hiertoe in staat zijn, is ongelooflijk. Als je dat hebt gezien, dan weet je iets, dat vergeet je nooit meer. Het is een gruwelijke realisatie dat wij mensen bereid zijn om het zo ver te laten komen, alles kapot te maken, met honderden mensen dood onder het puin. Wij denken natuurlijk dat dit ons nooit kan overkomen, maar de geschiedenis wijst uit dat dat een illusie is.
En het andere?
Laurens: De ongelooflijke kracht van mensen. Zo’n oorlog overkomt je als burger. Het gebeurt ineens en je bent genoodzaakt ermee om te gaan. Ook de kracht van de internationale gemeenschap, die zich grenzeloos inspant om er iets van te maken. Als ik de beelden zag van Mosoel of Aleppo, dacht ik: vergeet het maar. Maar mensen willen terug naar hun stad. De veerkracht die daaruit spreekt is mooi en hoopvol.
Frederick: Aan het begin van ons project vroegen we de mensen daar waar ze van droomden, waar ze over twee jaar wilden staan, om te zien of dat een rode draad voor de film kon zijn. Maar die westerse blik geldt daar niet. Mensen in Mosoel leven van dag tot dag. Wij willen over anderhalf jaar iets bereikt hebben, in Mosoel willen mensen morgen graag te eten hebben. Grote dromen kunnen ze zich niet veroorloven, dat is het verschil tussen Nederland en Irak.
Ik schreef dit voor Vice, zie hier.