“Ik hou ook van frikandelbroodjes,” zei een dik, zwakzinnig meisje met een neuspiercing tegen me terwijl ik mijn boodschappen in mijn rugtas stopte, onder het bord met poëtische oproepjes als “Ik ben werk zoekend / van het schonmak en ztrijk / aljeblift bel mjj met / nummer / dank wel voor / u bel.”
“Lekker hè,” zei ik.
“Ja heel lekker,” zei ze, kijkend naar mijn broodjes. “Frikandelbroodjes, lekker. Hmmm. Mooie rugtas heb je trouwens. Echt vet.”
“Wil je er een?” vroeg ik.
“Uh, ja, dat wil ik wel,” antwoordde ze. Ik haalde een broodje uit het zakje — in Amsterdam zitten frikandelbroodjes in een zakje in plaats van een bakje — en legde het voor haar neer op de inpaktafel.
“Omdat je het zo lief vraagt,” voegde ze eraan toe.
“Ha!” zei ik schamper.
“Ik woon hier in de buurt,” zei ze.
“Nou, dan gaan we elkaar nog vaak zien hier bij de Albert Heijn.”
“Mooie Nike Air Max heb je,” zei ze. “Echt teringgeil.”