Als intellectueel exhibitionist kom je vaak ver met bluffen, maar als Houellebecq in je eigen stad een festival aandoet, dan is niet gaan geen optie. Afgelopen weekend vond in Utrecht de vijfde editie van City2Cities plaats, een literair festival met een naam als een sponsorloop. Neusje van de zalm was Michel Houellebecq, die op zaterdagavond in het oude postkantoor op de Neude over zijn nieuwe boek kwam praten. Henk en Klaas waren aanwezig, zodat ook zij nu kunnen zeggen: wij waren erbij. Dit is hun verslag.
Zaterdagavond zeven uur arriveren we op de Neude, een half uur voor aanvang. Terwijl de rij voor de ingang van het monumentale postkantoor aanzwelt gaan wij eerst wat eten. Behalve boeken vinden we eten ook belangrijk. Een broodje hambie en frietje samoeraisaus later begeven we ons naar de festivallocatie. Tout literatuur minnend Nederland—vooral vrouwen van middelbare leeftijd—is eropuit getrokken om hier de absolute sterauteur van de Franse letteren te aanschouwen. Achter in de zaal zijn nog stoelen vrij, we kunnen zitten.
Wij zijn groot liefhebber van de boeken van Michel Houellebecq. Klaas schreef ooit zelfs een stukje over De kaart en het gebied. Kinderlijke opwinding maakt zich dan ook van ons meester als we plaatsnemen—we gaan iemand zien die ons leesplezier heeft geschonken, iemand die kan schrijven, een moderne meester, een gek en een genie ineen. We halen nog snel twee espresso’s in een achterafzaaltje en dan gebeurt het: de zaal wordt stil, Michel komt binnen.
Geëscorteerd door beveiligers schuifelt Houellebecq over de rode loper, in zijn ene hand een theeglas wijn, in zijn andere een niet-brandende sigaret. ‘Ha, een sigaret!’ zeggen de ouderen om ons heen tegen elkaar. Houellebecq voldoet aan de verwachtingen, hij speelt zijn rol goed. Hij draagt de door hem zo geliefde groene parka, met daaronder een spijkerblouse. Fijn dat we al hebben gegeten, want het aangezicht van de Franse schrijver ontneemt je direct iedere eetlust, nondeju wat ziet die vent er slecht uit. Vettige lokken haar bedekken zijn overwegend tandeloze en kale schedel, boven zijn ingevallen wangen kijken zijn kraalogen schichtig het oude postkantoor in.
Houellebecq wordt geïnterviewd door Martin de Haan. De Haan vertaalde, op de roman Lanzarote na, alle boeken van de Fransman en mag zich dan ook ami van de schrijver noemen, aldus inleider en Literatuurhuisdirecteur Michaël Stoker. Opmerkelijk is dat Stoker de 59-jarige Houellebecq aankondigt als het enfant terrible van de Franse letteren. Tot welke leeftijd kun je een enfant terrible blijven? Na hoeveel succesvolle boeken word je status quo?
Vooral de zaal is mooi, al rondkijkende ontsnapt een vleug van saus aan onze open monden. Ook Houellebecq kijkt veel naar boven. Het gewelfde dak is prachtig, de bruine bakstenen zijn in mooie bogen opgestapeld. Aan de muur hangen zwarte beelden met de namen van de continenten erop, hier werd internationale post gesorteerd. Boven het podium hangt de Nederlandse wapenspreuk, je maintiendrai. Houellebecq vindt het een mooie spreuk, zegt hij: weinig woorden, maar met een sterk effect, zoals taal gebruikt moet worden. Vanaf de achterste rij gezien lijkt Houellebecq een beetje op Messi, maar dan na twee decennia crackverslaving.
Het interview vangt aan—in het Frans, dus moeilijk te volgen. Wij kunnen bestellen in een restaurant en een kat een kat noemen maar daar houdt het bij op. Martin de Haan zegt zijn best te doen alles te vertalen, daar hopen we op. Houellebecq lijkt ook voor Fransen slecht verstaanbaar. Hij spreekt met natte mond, alsof hij een stoofpeer onder zijn tong heeft. Het postkantoor is niet gebouwd als vergaderzaal, de akoestiek is belabberd. De lijzige stem van De Haan maakt het niet makkelijker om de aandacht erbij te houden. Houellebecq maakt een geintje, hij lacht, mensen voorin de zaal lachen. De ouderen om ons heen hebben het ondanks de ringleiding niet kunnen volgen en vragen verward of wij het ook zo slecht verstaan.
Om acht uur steekt Houellebecq zijn sigaret aan. Mensen maken daar foto’s van: dit is hoe ze zich Michel hadden voorgesteld. De Haan leest een passage voor uit Onderworpen, dat hadden we ook in onze eigen tijd kunnen lezen. Vervolgens stelt hij wat vragen, de schrijver geeft wat brave antwoorden. Het is warm in de zaal. Houellebecq praat over Flaubert en Balzac: hij schrijft als Balzac en niet als Flaubert. Klaas sluit zijn ogen en kantelt zijn hoofd, het lijkt alsof hij zijn best doet het Frans van Houellebecq te verstaan. Om het gênante stadium van knikkebollen te voorkomen ondersteunt hij zijn hoofd met een vuist. Het gaat hem goed af, luisteren met de ogen dicht, geen gezichtsverlies en toch wat slaap inhalen. Ironisch: vaak stellen we het slapen uit om nog wat te lezen, maar nu een van onze favoriete schrijvers op nog geen vijftig meter afstand zit, hebben we moeite wakker te blijven.
Ook Houellebecq lijkt moe, alsof ook hij elk moment in slaap kan vallen. Inhoudelijk krijgen we weinig mee, het format matcht slecht met onze luisterskills. Als De Haan aangeeft dat het tijd is voor het vragenrondje trekt Houellebecq een beetje een vieze blik, alsof een van de ouderen op de voorste rij een pillenbiftje heeft gelaten. ‘Excuses dat we nu al bij het vragenrondje zijn aangekomen,’ zegt de Haan, ‘terwijl het gesprek net op gang komt.’ Er zijn vijf minuten ingeruimd voor vragen. Klaas schrikt wakker. ‘Godverdomme wat een stemmen,’ zegt hij. ‘Ik versta er niets van.’ Daarna, zachter: ‘Het is echt een gnoom hè, die Houellebecq.’ Samen kijken we nog eens aandachtig rond. Jammer dat bibliotheken uitsterven, dit zou een betoverende leeszaal kunnen zijn.
Om half negen steekt Houellebecq een tweede sigaret op. Hij houdt de sigaret vast tussen ring- en middelvinger. Even hebben we de neiging om ook een sigaret op te steken: als hij, waarom niet wij? ‘Is uw boek ook een aanval op de westerse vrouw?’ vraagt de eerste vraagsteller, een vrouw. ‘Oui,’ antwoord Houellebecq kort en kordaat, waarna hij schamper lacht en een beetje op zijn eigen wang spuugt. Daarna herstelt hij zich: ‘De vrouw heeft het juist het zwaarst. Na een dag hard werken moet ze ook nog de barbecue aanmaken terwijl haar man rosétjes drinkt.’
Niet veel later wordt Houellebecq door zijn beveiligers afgevoerd, terug naar zijn rookkamer in het NH-hotel. Dat was het dan, de eerste en waarschijnlijk enige keer in één ruimte met Houellebecq. Dit interview was ook zonder half uur slaap een deceptie, maar we zijn blij dat we erbij waren, want we gaan ‘s avonds de kroeg in en hebben wat om over te vertellen: Houellebecq, Utrecht, 2015—wij waren erbij.
Geschreven voor De Gebroken Rug, in samenwerking met Klaas Nijenhuis