Op het eerste gezicht geen bijzonder woord, ‘koevoet’. Maar nadat mijn Spaanse vriendin en ik laatst met een breekijzer het valse plafond in ons huis hadden losgewrikt, dacht ik toch: hé, bijzonder woord.
Voor wie het niet weet: een koevoet is een ijzeren staak die aan één zijde eindigt in een soort klauw.
Tussen het vallen van de schrootjes door (ook een fraai woord, ‘schrootje’, een ‘betrekkelijk smalle strook gezaagd hout voor betimmering van wanden, plafonds e.d.’, aldus Van Dale) vertelde ik mijn vriendin over mijn genegenheid voor Nederlandse woorden met een dubbele oe-klank, zoals oehoe en koekoek, of kroepoek, doekoe, bloedgroep (stoephoer, niet te vergeten; oergoeroe staat ook in het woordenboek).
Onze voertaal hier ten huize is Engels, dus we spraken over de crowbar, de koevoet dus. Zij zei dat de Spaanse vertaling daarvan pie de cabra is. Asjemenou, dacht ik. In het Engels zegt men ‘kraaienstang’, in het Spaans ‘geitenvoet’, in het Nederlands ‘koevoet’ (waarom niet ‘koeienvoet’?). Eén werktuig, drie talen, drie dieren.
Later, achter de computer: Wikipedia, koevoet, hetzelfde lemma in verschillende talen. Asjemenou. In het Frans is het een pied-de-biche, oftewel hertenvoet. In Italië zegt men piede di porco, varkensvoet. Vijf talen, vijf dieren. Een Engels synoniem is bovendien gooseneck.
Met uitzondering van die laatste, een vreemde doch begrijpelijke eend in de bijt, hebben al deze dieren gespleten hoeven, zoals ook het werktuig na het ganzenhalsje een gespleten klauw heeft.
Dieren met gespleten hoeven, ik heb het Oude Testament er nog eens op nageslagen: er zijn er vele, van schapen tot reeën en giraffen. Zijn er talen waarin een breekijzer een bokkenpoot heet? Spreekt men in Noord-Afrika van een kameelvoet (niet te verwarren met de kamelenteen)? Zuidelijker, een antiloopvoet?
Gescheven voor de Volkskrant