Een vreemd fenomeen treedt op wanneer je na lange tijd terugkijkt naar het werk van een kunstenaar die aan de basis stond van ‘een beweging’ in de populaire cultuur: het origineel is ondertussen zo vaak geïmiteerd dat het achteraf zelf cliché lijkt. Een documentaire over The Stooges, de grondleggers van de punk en de alternatieve rock, draagt dat risico in zich. Toch slaagt filmmaker Jim Jarmusch erin de originaliteit van The Stooges over te brengen in zijn nieuwe documentaire Gimme Danger.
De muziek van The Stooges hoorde ik voor het eerst toen ik een jaar of vijftien geleden Sorry zag, een skatevideo van Flip met grootheden als Tom Penny en Bastien Salabanzi. Na een openingspraatje van Johnny Rotten van de Sex Pistols (ook geïnspireerd door The Stooges), wordt het Stooges-nummer I Wanna Be Your Dog ingezet, en zien we Ali Boulala met zijn skateboard een autoruit inslaan.
Sorry was de enige memorabele aanraking met The Stooges in mijn leven, maar omdat ik die film zeker honderd keer heb gezien staat I Wanna Be Your Dog voor altijd in mijn geheugen gegrift: een sinistere, ietwat slepende doch voortstuwende riff, een simpele tekst, een tamboerijn, en een dikke vette gitaarsolo op het eind. Sinds het zien van Gimme Danger weet ik echter: The Stooges is een van de grootste rock-‘n-rollbands aller tijden.
The Stooges legden de basis voor onder meer David Bowie, de Ramones en Sonic Youth. Filmmaker Jim Jarmusch luisterde vanaf zijn zestiende naar de band, en hij en zanger Jim “Iggy Pop” Osterberg zijn sinds 25 jaar ook bevriend. Osterberg, die rolletjes speelde in Dead Man (1995) en Coffee and Cigarettes (2003), vroeg Jarmusch om een documentaire over The Stooges te maken. Je kunt Gimme Danger dan ook zien als een fan documentary, maar dan door een van de grootste filmmakers van dit moment.
Iggy Pop is een man met een stem zo diep als een trog, wat op zich al een reden is om deze film te bekijken: je luistert graag naar hem. In de openingsscène van Gimme Danger wordt hij neergezet als een vitale oude rocker zonder kapsones. Jarmusch “verhoort” hem in een rommelige bijkeuken, om zijn gewoonheid te onderstrepen. De zanger draagt slippers en een Stooges-shirt, over zijn gebruinde armen lopen dikke aderen, alsof hij net gesport heeft. Achter hem ligt schone was, in de hoek staat een dweil, op een houten tafel liggen cassettebandjes in een fruitschaal.
Na beelden van een optreden uit 1973, het jaar waarin The Stooges bijna letterlijk uit elkaar vielen, zien we Iggy weer in het nu, maar dan anders: hij zit nu op een gouden stoel, achter hem hangt een expressionistisch schilderij, en naast hem staan twee schedels op pilaartjes. Zijn haar lijkt van goud, zijn tanden zijn wit, zijn ogen helblauw – hij lijkt een beetje op Brad Pitt in Troy. Dit beeld zegt duidelijk: Iggy Pop is een god, de god van rock-‘n-roll.
De muzikale vorming van Iggy en The Stooges komt uitgebreid aan bod. Als kind keek Iggy naar Soupy Sales, een programma waarin kinderen werden aangespoord om brieven te schrijven. Presentator Soupy zei er wel bij dat brieven niet langer dan 25 woorden moesten zijn. Dit bleef een vuistregel: Stooges-nummers, en punksongs na hun, hebben simpele teksten. Het refrein van No Fun is een goed voorbeeld: No fun my babe / No fun / No fun my babe / No fun. Veel simpeler kan het niet volgens mij.
Iggy begon als drummer, eerst in de trailer van zijn ouders, toen in een schoolband en later in een bluesband in Chicago. Maar hij was niet gelukkig. Een van de mooiste citaten uit de film: “Op een dag rookte ik een dikke joint bij de rivier en besefte ik dat ik niet zwart was.” Iggy wilde voor zijn witte leeftijdsgenoten doen wat de grote zwarte muzikanten voor hun generatie deden. Hij begon voor zichzelf, als frontman. Met zijn bandleden ging hij in een huis in Detroit wonen, waar ze vooral oefenden. Soms gebruikten ze lsd, deden ze alle lampen uit en luisterden ze naar de instrumentale muziek van Harry Partch.
Iggy Pop is ook fan van Jarmusch, zegt hij in een interview met VICE: “Hij heeft altijd final cut, net als wij. Wij bepaalden ook zelf wat we deden.” Jarmusch behoort tot de grootheden van de onafhankelijke cinema. Hij maakt geen Hollywood-films, zijn films geven uitdrukking aan zijn eigen zwartkomische wereldbeeld. Dat hij meer dan vijf jaar aan Gimme Danger gewerkt heeft duidt er volgens mij op dat hij het ‘erbij’ deed, naast vampierfilm Only Lovers Left Alive (2013) en poëziefilm Paterson (2016), al zal het verzamelen van al dat archiefbeeld best veel werk zijn geweest.
Gimme Danger is qua vorm niet echt vernieuwend: veel archiefbeeld dus, en pratende hoofden, af en toe geïllustreerd met geinige animaties. De eigenzinnige stijl van Jarmusch – vervreemdende composities en overdreven, haast ironische dialogen – krijgt daardoor weinig ruimte, al is er volop plaats voor een van de centrale elementen van zijn films, namelijk muziek. Semi-roadmovie Broken Flowers (2005) wordt bijvoorbeeld gedragen door de Ethiopische jazz van Mulatu Astatke. De enige reden dat hoofdpersoon Don Johnston (Bill Murray) een Ethiopische buurman heeft, is dat die hem een jazz-cd’tje kan geven voor in de auto. Only Lovers Left Alive heeft een van de mooiste soundtracks ooit, met name de duistere luitmuziek van de Nederlander Jozef van Wissem.
Toch is Gimme Danger een heerlijke documentaire, en een bijzonder stuk muziekgeschiedenis. Hij bevat alles wat je ervan mag verwachten, zoals goede muziek, drank, drugs en gerimpelde oude mannen vol verhalen over hun smerige bandleven. Ga hem vooral zien in een zaal met een goede geluidsinstallatie, en laat je door Iggy Pop inspireren om nergens bij te willen horen, maar je eigen ding te doen.
Gimme Danger draait sinds 16 maart in Nederlandse filmhuizen. Ik schreef dit voor i-D, zie hier.