Mijn ervaringen met tuinieren waren tot voor kort op de tanden van één hark te tellen. Radijsjes in een bloembak aan het balkon. Tomaten op het dakterras. Tuinkers in de vensterbank. Onlangs is daar verandering in gekomen, want we hebben de stad verruild voor het boerenland en zijn – zoals Voltaire al voorschreef – onze tuin aan het cultiveren.
De veldarbeid komt met een eigen vocabulaire. Momenteel ben ik in de ban van het mulchen (spreek uit ‘multsjen’), het met organisch materiaal toedekken van grond rondom planten. Zo’n laag mulch heeft voordelen: het houdt vocht vast, voedt planten en voorkomt erosie en ‘onkruid’. In het bos zie je het ook: gevallen bladeren, takken en slierten schors bedekken en voeden de bodem.
‘Mulch’ komt uit het Engels, en betekent ‘deklaag van vergaan of rottend, organisch of ander materiaal over aanplantingen’ (Van Dale). Een vormvariant is ‘muls’. Volgens een Amerikaanse houtsnipperfabrikant stamt het van het Duitse molsch, dat ‘zacht’ of ‘rottend’ zou betekenen (Van Dale DU-NL schrijft ‘overrijp’, ‘beurs’). Volgens een Canadese tuinblogger ontsproot het aan molshe, Middelengels voor ‘stroachtige mest’.
Is mulch verwant aan ‘mul’? Als bijvoeglijk naamwoord betekent dat ‘pulverig, los’ (mulle grond), als zelfstandig naamwoord is het ‘molm’, dat staat voor ‘stof van aarde, hout en andere stoffen die vergaan zijn’. Op Ecopedia.be vind ik ook nog ‘mull’: ‘een goed verteerde, sterk gemineraliseerde humuslaag die meestal geleidelijk overgaat in de onderliggende bodemlaag’.
Mulchen valt misschien te begrijpen als het creëren of imiteren van een laag molm/mull – of het fingeren ervan, want mulch hoeft niet per se organisch te zijn, mulchen kan ook met stenen, karton of plastic, al hebben die materialen minder voordelen. Mulchen met krantenpapier kan ook.
Geschreven voor de Volkskrant