Ik heb 226 volgers op Instagram en 96 op Twitter. Het is verleidelijk om te denken dat je je beter voelt als je meer volgers hebt (volg mij!), maar dat is niet zo. Op internet kun je voor een paar euro duizenden volgers kopen en mensen het idee geven dat je populair bent. We worden blijkbaar graag gevolgd, op internet althans – behalve natuurlijk door de overheid. Maar hoe is het als je offline gevolgd wordt? Of zelf iemand volgt? Tijdens IDFA Doclab geeft het werk Follower van de Amerikaanse technokunstenares Lauren McCarthy je de mogelijkheid om vijf uur lang gevolgd te worden, of te volgen. Ik gaf me op en volgde afgelopen zondagavond vijf uur lang een Française door de natte straten van Amsterdam.
15:50
Ik meld me aan bij De Brakke Grond. Van projectleider Zina krijg ik een notitieboekje, een festivalpas, een draagbare oplader, een dinerbon en een ov-chipkaart, “voor het geval dat je followee de tram pakt.” We zijn follower en followee, volger en gevolgde. Dat je gevolgd wordt maakt je blijkbaar niet meteen ‘een leider’. Ik open de website van Follower op mijn telefoon en zie daar de naam van mijn followee: Marine, net zoals Le Pen, en net als het deel van de krijgsmacht dat de zee bewaakt. Volgens Zina is Marine ergens in het gebouw. Ik klik op haar naam en krijg haar foto te zien:
Marine heeft het meest gemiddelde gezicht dat ik ooit heb gezien. Iedereen kent wel iemand die op Marine lijkt, en er lopen hier tientallen vrouwen met halflang bruin haar en volle, deels geëpileerde wenkbrauwen. Twee dingen die opvallen zijn de streep op haar voorhoofd – een litteken? – en het zwarte kant op haar schouders. Zou ze deze blouse vandaag dragen? Ik ga op zoek.
16:17
Ik zie Marine nergens. Ik loop op en neer door De Brakke Grond, kam alle ruimtes uit, hoeken, toiletten, nooduitgangen. Ik til iemands VR-bril omhoog om te kijken of ze Marine is, maar ik zie haar niet.
16:35
Marine is gevonden, met hulp van Zina. Ze zit in een zaal op de begane grond waar de ‘DocLab Interactive Conference’ bezig is. Zina regelt een kaartje voor me, ik mag naar binnen. Een kleine, stevige Brit praat over Virtual Reality, een woord waarmee je wordt doodgegooid op IDFA. Ik ga zitten op een van de voorste rijen, open de app om op de kaart te kijken, maar sluit hem meteen weer af omdat ik bang ben dat Marine over mijn schouder meekijkt.
De Brit verdwijnt van het podium, de laatste spreker wordt aangekondigd: Lauren McCarthy, bedenker van Follower. Ze vertelt over andere dingen die ze maakte, die allemaal iets met sociaal gedrag te maken hebben: een muts met een pin eraan die je in je nek prikt als je niet glimlacht; een app die meekijkt met Skype-gesprekken en feedback geeft als “Je praat te veel over jezelf”; en een app waarmee mensen die graag volgers hebben in het echt gevolgd kunnen worden: Follower.
McCarthy vertelt dat Apple nogal rare regels heeft als je een app als Follower op de appstore wilt zetten, zoals deze: “This is a living document; new apps presenting new questions may result in new rules at any time. Perhaps your app will trigger this.” Lauren moest Apple overtuigen van het feit dat Follower als kunst bedoeld is, dus legde ze het technologiebedrijf wat voorbeelden van ‘volgkunst’ voor. Zo maakte Vito Acconci in oktober 1969 Following Piece, waarbij hij willekeurig mensen volgde op de straten van New York en dat filmde. Sophie Calle vroeg haar moeder in april 1981 om een privédetective in te huren en haar te laten volgen voor haar werk The Detective. Jill Magid trok in 2004 een felrode jas aan en vroeg de politie van Liverpool om haar met bewakingscamera’s te volgen, waaruit de film Evidence Locker voortkwam.
Toch lukt het McCarthy nog niet om haar app in de appstore te krijgen. Als je nu zoekt op ‘follower’ krijg je tal van mogelijkheden voorgeschoteld om je volgersaantal op sociale media mee op te krikken. Dat dat bestaat is de reden waarom McCarthy dit project is begonnen. “Ik wilde iets doen met de paradox dat we enerzijds panisch zijn over overheidssurveillance en dat alles wat we doen gevolgd wordt, maar dat we anderzijds door zo veel mogelijk mensen gevolgd willen worden op sociale media,” zegt ze.
17:20
De conferentie is klaar. Er zit zo’n tweehonderd man in deze zaal, dus ik zal Marine niet snel vinden. Bij het verlaten krijg ik een boekje en een muntje voor een drankje. Het boekje leg ik weg, daar heb ik nu niets aan. Ik haal een biertje en kom tegenover de uitgang van de zaal een vriendin tegen, Tessa. Ze vertelt hoe het gaat, maar het lukt me niet om luisteren, want ik ben gefixeerd op de uitgang van de zaal.
“Wat is er?” vraagt Tessa.
“Heb je die laatste presentatie gezien? Ik doe mee aan dat project Follower, en ik ben nu iemand aan het volgen, maar ik heb haar nog niet gezien.”
“Aha.”
17:28
Ja! Ik heb haar gezien. Marine is de zaal uitgelopen, ze draagt diezelfde blouse als op de foto, met kant op de schouders. Ze is groter dan ik dacht, en ik hoor dat ze Frans spreekt, net als Marine Le Pen dus. Ik ben geneigd onder een tafel te duiken, maar dat hoeft niet, want ze heeft als het goed is geen idee dat ik haar volg. Maar het volgen kan beginnen.
Marine loopt naar een achterafruimte. Ik volg haar van een afstandje, om de drie meter duik ik voor de zekerheid toch maar achter een pilaar. Ze stopt in een hoek, haalt haar oplader uit haar tas, koppelt hem aan haar telefoon en plugt het geheel in een stopcontact. Ik loop achter haar langs, ga bij mensen aan tafel zitten en maak stiekem een foto, tussen twee mensen met een VR-bril en een dude in een houthakkersoverhemd door.
17:45
Marine blijft een hele poos bij haar telefoon staan, samen met een vriendin. Ik loop de conferentiezaal nog eens in, krijg weer een muntje bij het naar buiten gaan, haal nog een flesje bier en staar van een afstandje naar Marine, die volgens mij doorheeft dat ik haar volg.
18:05
Marine staat nog steeds bij haar telefoon, dus ik besluit mijn eetbon te verzilveren, want als dat zo doorgaat dan staat ze er straks ook nog wel. In het restaurant van De Brakke Grond bestel ik een van de IDFA-specials: stoofvlees op een bedje van stamppot. Het is paars en wordt geserveerd met mini-augurkjes in een bord waar aan de onderkant een klodder saus aan bungelt, zodat ik in de saus grijp als ik mijn bord aanneem, maar het smaakt heerlijk.
18:16
Mijn telefoon geeft aan dat Marine het gebouw verlaten heeft, maar ze is niet ver weg: volgens de kaart staat ze op het plein. Ik eet rustig mijn bord leeg.
18:30
Marine staat volgens mijn telefoon steeds op het plein voor De Brakke Grond. Ik trek mijn jas aan en loop naar buiten, maar ik zie niemand. Op het punt waar de app aangeeft dat Marine zou moeten staan, zit een put in de straat. Is ze haar telefoon verloren? Een paar meter verderop staat een gebouw in de steigers. Is ze het dak opgeklommen? Ik kijk bij de steigers, maar er staan hekken omheen. De put is ondiep en telefoonloos. Kortom: ik ben Marine kwijt. Ik ijsbeer wat door de straat, maar de rode pijl blijft bij de put hangen. Ik loop naar binnen en vraag aan Zina wat ik moet doen. Ze zegt dat ik op de knop ‘Lost’ moet drukken, dus dat doe ik. Het beeld ververst, en nu blijkt Marine ergens anders te zijn: op de hoek van de Spuistraat en de Raadhuisstraat.
18:49
Ik ben op de locatie waar Marine volgens de app zou moeten zijn, maar zie niemand. Dit geeft de app aan:
En dit zie ik: helemaal niemand. Er ligt alleen een fiets onder een boom. Ik loop naar binnen bij het dichtstbijzijnde gebouw, dat een grote W als logo heeft. Het ruikt naar sauna. Ik draai rechts de hoek om en dan zie ik Marine staan:
Hebbes! En ook nog eens een fenomenale foto. Ze lijkt wel wat kleiner met haar jas aan. Wat ziet ze daar? Is het ook iets van IDFA? Ik loop de hoek om. Als ik na een minuut kijk of ze al weg is, staat ze er nog steeds. Raar. Ik loop op haar af, tot ik bijna tegen haar aan sta, en ze geeft geen kik. Wat blijkt: het is een pop, en niet Marine. Jammer, echt jammer.
19:10
Aan de overkant van de straat staat een rij mensen, ik loop eropaf. Mijn gps-signaal blijft uit deze straat komen, dus ze is vast hier. Er staan twee beren van uitsmijters voor de deur. “Is dit iets van IDFA?” vraag ik. “Nee, dit is zo’n social dingetje,” zegt een van de twee. “Aha,” zeg ik. “Zo’n social dingetje.” Iedereen in de rij draagt mooie, donkere kleren en ruikt naar parfum. Ik ben een stalker in een dikke, lichtbruine jas en ik ruik naar zweet. Maar waar Marine gaat, daar zal ik gaan, dus ik ga met de feestgangers mee de lift in.
“Wat voor feest is het eigenlijk?” vraag ik aan twee jongens in de lift. “Een gay feest,” zegt de een. Het is een grap. “Echt? Dat wist ik niet,” zegt de ander quasi geschrokken. “Ja pas maar op voor je kontje!” zegt de een. Er staat nog een meisje in de lift: zij moet lachen. Het kan zijn dat ze de grap oprecht leuk vindt, maar het kan ook zijn dat ze lacht omdat ze met drie vreemde mannen in een afgesloten ruimte van vier kubieke meter staat, en dat meelachen dan een goede overlevingsstrategie is. Er worden nog wat opmerkingen over homoseksualiteit gemaakt, en daarna komt de lift aan op de zoveelste verdieping.
De barman, een kleine man met vlinderdas, popt een flesje Heineken voor me open. “Zes euro,” zegt hij. “Sjezus,” zeg ik. Ik zoek een stoel, maar overal staan bordjes met ‘gereserveerd’. Het is een feest voor mensen die een zekere exclusiviteit op prijs stellen. Ik vraag aan een meisje wat voor feest dit precies is. “Dit is W Social Sunday,” zegt ze. “Het is eens per maand.” Ik zie mannen van in de dertig die duidelijk rendabelere studiekeuzes hebben gemaakt dan ik, ik zie vrouwen met jurkjes, hakjes en make-up, maar Marine zie ik niet.
19:30
Ik kijk op mijn telefoon: Marine is alweer elders, namelijk op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Buiten Wieringerstraat. Ik pak mijn jas en daal af, richting mijn fiets.
19:47
Marine zit met een vriendin in café Het Warenhuis, met haar rug naar het glas. Ze drinken wijn. Even sta ik achter ze bij het raam en hebben ze niet door dat ik er sta. Het is een geslaagd stalkermoment, al vergeet ik in mijn opwinding een foto van haar te maken. Ik loop het uitgestorven café binnen en ga schuin tegenover ze zitten. Dom natuurlijk. Er bungelt er een IDFA-keycord om mijn nek, en ze moeten mij gezien hebben in De Brakke Grond. Ze giechelen, en Marine gaat expres met haar rug naar me toe zitten.
Rustig blijven nu, denk ik. Geen oogcontact. Als ik ze negeer dan gaan ze vast twijfelen. Ik denk terug aan toen ik acht was en op school aan een oudere jongen verteld dat ik Loes uit groep acht wel knap vond. Niet veel later bulderde hij dat over het schoolplein, en noemde iemand mij Loesje. Ik werd woest en trapte hem. Daarna noemden meer kinderen mij Loesje, omdat ze hoopten dat ik weer boos werd. Mijn moeder zei: negeer het, dan houden ze wel op. Op een dag lag ik in het pierenbad van zwembad De Spettertuin toen twee jongens mij Loesje noemden. Ik negeerde ze, waarop ze elkaar aankeken en vroegen: is dat Loesje wel? Daarna hield het op. Zoiets probeer ik nu ook te bewerkstelligen: dat ze stoppen met denken dat ik hun volger ben. Ik schrijf lange tijd in mijn boekje zonder op te kijken. Dan maak ik deze foto:
20:01
Marine denkt nu hopelijk dat ik een schrijver ben die gewoon een paar biertjes komt drinken onder werktijd, en niet haar volger. Ik besluit meer verwarring te veroorzaken en de kroeg als eerste te verlaten. Ik steek schuin over naar Kebabhuis 42, waar ik een frikadel speciaal bestel. “Met ketchup of met curry?” vraagt de kebabverkoper. “Ja lekker,” zeg ik automatisch. Ik ben aan het volgen, geen tijd voor vragen. Ik ga met mijn rug naar hem toe staan om via de spiegel de uitgang van Het Warenhuis in de gaten te houden. Marine zit er nog. Vanuit de hoek van de snackbar hou ik de deur aan de overkant in de gaten.
20:33
Ik verlaat de snackbar en loop een blokje om, tot ik weer in de Haarlemmerstraat ben. Het duurt even, maar dan heb je wel een totaal andere hoek om iemand vanuit in de gaten te houden. Marine en haar vriendin zijn aan het afrekenen. De vriendin van Marine heeft een witte kroon op haar zwarte tas, en dat teken volg ik als ze de tent verlaten. Ik pak mijn fiets, fiets om via de Brouwersgracht, en kom dan weer in de Haarlemmerstraat. Marine en haar vriendin lopen richting de Nieuwendijk, en ik volg ze op een afstandje met mijn fiets in de hand. Als ze stilstaan en omdraaien duik ik snel een steeg of een winkel in.
20:41
Vanaf de Nieuwendijk slaan ze de Oudebrugsteeg in. Als ze het Damrak zijn overgestoken spring ik op mijn fiets. Ik haal ze in, rijd naar het eind van de straat en duik een winkel in. Ik wil nog een goede stalkerfoto van Marine maken, want straks moet ik een foto van haar uploaden in de Follower-app. De winkel die ik induik blijkt allerlei soorten dildo’s te verkopen. Het is een beetje raar dat ik zo opgewonden een dildozaak binnenwandel, dus om de verkoopster gerust te stellen zeg ik: “Ik ben iemand aan het volgen, daarom spring ik even binnen.” De vrouw zegt: “O joh, dat zag ik allang, dat is prima. Dat gebeurt de laatste tijd vaker, jullie komen allemaal hier binnen.” Ik ben in de war: bedoelt ze mensen die meedoen aan Follower? Of IDFA-bezoekers? “Bedoel je sinds donderdag?” vraag ik. “Nee, langer, al twee maanden. Maar het is oké, jullie moeten ook je werk doen. En ik voel me er veilig bij,” zegt ze. Mijn god, ze denkt dat ik een politieman ben! Een stille! Ik draag dan wel een Casio-horloge, maar ik wist niet dat ik de rol van volger zo overtuigend speel.
Maar Marine en haar vriendin komen niet opdagen, het lijkt dat ze een andere afslag genomen hebben. Ik pak mijn fiets, rijd terug de Oudebrugsteeg in en fiets de Beursstraat in. In de Paternostersteeg zie ik de kroon op de tas van de vriendin van Marine weer. Ik volg Marine nog tot het eind van de Warmoesstraat, waar ik vanachter een hoekje deze laatste foto van haar maak:
21:00 – Het Einde
Zo. Omdat de gps-informatie die ik op mijn telefoon binnenkreeg vaak niet up-to-date was, duurde het even voor ik Marine weer gevonden had nadat ik haar de eerste keer uit het oog was verloren. Het echte volgen duurde daardoor korter dan het opsporen van Marine, maar ik kwam op plaatsen waar ik nooit eerder was geweest. Zette het mij aan het denken over ‘volgen’ en ‘volgers’? Niet echt. Maar het was een avontuurlijke onderneming, en misschien levert het met nog wat volgers op op Twitter (volg mij!).
Follower was, samen met 29 andere interactieve installaties, onderdeel van IDFA DocLab 2016. Ik schreef dit voor The Creators Project, zie hier.