Alain de Botton is een liefhebber van kapitalisme, vertelde hij me vorige week, maar hij houdt niet van onzin: pleziertjes als sigaretten en fastfood hebben we niet nodig, het kapitalisme moet voorzien in ‘hogere’ behoeften zoals kennis, en ondernemers mogen daarbij best winst maken. Daarom richtte hij The School of Life op, een filosofische school die mensen emotionele intelligentie wil bijbrengen, ook wel wijsheid genoemd.
Afgelopen vrijdag hield The School of Life een symposium in Amsterdam: The Future of Work. De rode draad was dat mensen gelukkiger worden als ze betekenisvol werk doen: werk dat de levensvreugde van anderen vergroot, of hun pijn verzacht. Van negen tot vijf werden in het DeLaMar Theater verhalen over werk verteld. De toegangsprijs was 495 euro. Voor veel mensen is dat veel geld, voor professionals is dat wellicht een gangbare prijs, ik weet het niet. Hoe dan ook, het was uitverkocht.
Ik was benieuwd naar het symposium en of ik er wijzer van zou worden, dus ging erheen. Ook verwachtte ik iets over de toekomst van werk te weten te komen. Dat bleek niet zo te zijn: het symposium ging over werk in het algemeen, en het was best interessant, maar eigenlijk hoorde ik weinig nieuws. Wat volgt is een verslag van een dag lang luisteren naar verhalen over werk.
Mensen ontmoeten en van ze leren
Echt uitverkocht leek het theater niet, want tussen mij en mijn buurvrouw waren tijdens het ochtendprogramma twee stoelen leeg. Misschien waren de vele meldingen van het Facebook-evenement in aanloop naar het symposium – 85 procent uitverkocht, 95 procent uitverkocht, uitverkocht – een marketingtruc.
Dat de twee stoelen leeg waren kwam omdat ik bijtijds in de zaal was en het ongemakkelijk vond om in een nog lege zaal direct naast een vreemde mevrouw te gaan zitten. Ik voelde me sowieso niet echt thuis op een bijeenkomst van professionals en was me overdreven bewust van mijn verwassen zwarte kleren en versleten sportschoenen. Ook had ik geen 495 euro betaald, maar een perskaart gekregen.
Kort na mijn aankomst liep de zaal vol, maar die twee stoelen bleven leeg, mooie plaatsen op rij 4. Frits Philips van The School of Life opende het symposium, en vroeg iedereen zijn buren een hand te geven en een fijne bijeenkomst te wensen, alsof het een zondagochtend was en we in de Gereformeerde Kerk zaten. “Mensen ontmoeten en van ze leren, daar gaat het om bij The School of Life,” aldus Philips.
Mijn buurvrouw Maureen – iedereen droeg naamstickers, ik ook – vroeg me waarom ik niet naast haar was komen zitten, want nu waren er twee lege stoelen. Ik loog dat ik wilde testen of het echt uitverkocht was, want ik was er als journalist. Dat geloofde ze, of deed alsof. Ze vertelde kort iets over haar recruitmentbedrijf, en dat ze vaak moeite heeft met millennials en jonger. Later hoorde ik dat er mensen op de trappen zaten, en voelde ik me een beetje schuldig.
Iedereen is gek en heeft het te druk
De eerste spreker was Tony Crabbe, een Brit die vindt dat mensen het te druk hebben. We lijken steeds meer op robots, en moeten onze menselijkheid terugvinden. Hij vroeg ons aan onze buren te vertellen wat we aan de wereld kunnen bijdragen. “Kritisch zijn,” zei ik tegen mijn achterbuurman, een jonge econometrist. Hij antwoordde dat hij “liever iets constructiefs wilde bijdragen”, alsof kritiek niet constructief is. Ik voelde me ongeliefd en onbegrepen, maar deed niets om mezelf begrijpelijker te maken.
Later die dag vertelde Alain de Botton dat dat op de werkvloer ook vaak voorkomt: onbegrip en miscommunicatie. Als hij een bedrijf had zou hij boven de ingang een bord hangen met de tekst ‘Iedereen die hier werkt is gek’, want dat vindt hij van mensen. De Botton: “Het is vreemd dat je bij je sollicitatie wel een cv inlevert, maar geen lijst van je tekortkomingen.” De Botton: “Voor iedereen op de werkvloer is het een hele klus om te ontdekken wat er precies mis is met alle anderen.” De Botton: “We zouden meer en grondiger moeten roddelen, om elkaars mankementen beter te leren begrijpen.” Professionaliteit noemde hij een mythe: thuis is iedereen ook labiel, dus waarom zou iedereen op het werk ineens professioneel zijn? Eigenlijk pleitte hij ervoor dat we elkaar meer moeten troosten: niemand is echt gelukkig op werk, en iedereen vindt het moeilijk, dat is ons gezamenlijke lot, laten we lief zijn voor elkaar.
Het hele symposium had net als deze opmerkingen van De Botton een generaliserend karakter, alsof iedereen een saaie kantoorbaan heeft. Zelf heb ik geen saaie kantoorbaan, ik werk als schrijvende freelancer, dus ik herkende mezelf niet in alles. Maar als je het over iets algemeens als werk wilt hebben, dan moet je generaliseren. En er waren vast ook veel mensen met een saaie kantoorbaan aanwezig.
Mijnenveger spelen vergroot je creativiteit
De Botton sprak pas als laatste, dus even terug naar Tony Crabbe: een ton vol verhalen uit de psychologie en het bedrijfsleven, die vaak uitmondden in de conclusie dat hij iets heel goed had gedaan bij een of ander bedrijf, en dat ze er daar met tachtig procent op vooruit zijn gegaan. Crabbe is wars van efficiëntie, een doder van creativiteit. Mensen die als ze op een probleem stuiten eerst tien minuten Mijnenveger spelen, vinden vaak een creatievere oplossing, zei hij, wat me verbaasde, want wie speelt er nog Mijnenveger? Het zegt iets over zijn doelgroep: mensen die hun dagen slijten achter Windows 95.
Crabbe eindigde met de opdracht om je buurman of buurvrouw op fysieke wijze te bedanken voor het gesprek. Ik wilde Maureen met haar recruitmentbureau een professionele hand geven, maar zij gaf me een knuffel, wat fijn was, want ik voelde me geliefd en welkom. Voor haar was het misschien een verzoening met de millennial, die ik als VICE-schrijver vertegenwoordig.
Leer ook iets van dealers, hackers en piraten
Daarna sprak Alexa Clay, een 33-jarige Amerikaanse wetenschapper die The Misfit Economy heeft geschreven. Bedrijven kunnen leren van schimmige lieden als dealers, hackers en piraten, beweerde ze, want dat zijn ondernemers met lef. Ze liet een video zien over zulke ‘misfits’, maar daarin waren alleen maar zwarte mensen te zien. Alsof dealers, hackers en piraten altijd zwart zijn! Niet echt woke. Hopelijk leest ze dit en maakt ze een nieuwe video.
Toen: David Allen, schrijver van Getting Things Done, een wereldwijde bestseller over hoe je met zo min mogelijk werk zoveel mogelijk gedaan krijgt. Dat streven zag je terug in zijn optreden: in plaats van zelf een verhaal voor te bereiden liet hij zich interviewen, hij had zijn hond Zuki bij zich omdat hij die waarschijnlijk net aan het uitlaten was, en hij noemde zijn boek steeds GTD, wat minder moeite kost om uit te spreken. Een gouden theaterregel is dat dieren op het podium het publiek enorm afleiden, en dat deed Zuki dan ook, een langharige schoothond die steeds zijn eigen neus likte.
Gelukkige koeien geven meer melk
In de koffiepauze na het interview met David Allen sprak ik kort met Piet Hein, een sportieve veertiger die het symposium prees omdat er cafeïnevrije koffie werd geschonken. “Het zit hem in details,” zei ik op emotioneel intelligente toon, en hij knikte. Daarna kwam ik een jongen tegen die naar dezelfde boksschool gaat als ik, Thomas. Hij herkende me eerst niet, want ik had een bril op. We maakten een praatje, en hij prees het symposium en de boksschool omdat je daar mensen tegenkomt met wie je nog eens een praatje kunt maken. Na drie zinnen zei hij: “Even mannen onder elkaar, er zijn hier verdomd veel mooie vrouwen.” Daarvan was geen woord gelogen.
Met Thomas ging ik naar een presentatie van Tex Gunning, CEO bij Leaseplan. ‘Gelukkige koeien geven meer melk’, stond in grote letters op het doek geprojecteerd. Opmerkelijk en onwaar, lijkt me, want gelukkige koeien geven alleen melk aan hun kalfjes, en zitten niet in de bio-industrie, waar ze totaal uitgemolken worden. Gunning gebruikte de metafoor om te zeggen dat gelukkige werknemers beter werk afleveren, wat aannemelijk is. Ook zei hij dat karakter belangrijk is bij werknemers. Om dat te ontwikkelen moeten jonge mensen volgens hem veel boeken lezen in plaats van naar de sportschool.
Een goede stoel hoeft niet duur te zijn
Daarna mocht ik een gelukkige werknemer in het echt ontmoeten, namelijk Albert Martens van 67, die 33 jaar voor IKEA heeft gewerkt, in 45 landen. Hij sprak in de ‘petit foyer’, waar geen stoelen stonden, wat de ironische situatie teweegbracht dat mensen die 495 euro voor een kaartje hadden betaald op de grond moesten plaatsnemen om naar een verhaal te luisteren over de grootste fabrikant van betaalbare meubels ter wereld. Mijn been sliep na drie minuten zo diep dat ik vreesde dat het ter plekke afgezet zou moeten worden, en ik was me ultiem bewust van het comfort dat een goedkope stoel kan bieden.
Martens was enthousiast over zijn werkgever, zei dat IKEA het beste voor heeft met klanten en medewerkers, en dat het bestuur nooit businessclass vliegt en het bedrijf gewoon belasting betaalt. “Een betrokken werknemer is een geïnspireerde klant,” zei hij, waarbij ik moest denken aan een verhaal dat iemand me laatst vertelde, over mensen die in IKEA-winkels in bedden plassen en daar filmpjes van op internet zetten. Ik heb dat later gegoogeld en dat bleek alleen op Pornhub te vinden te zijn, wat misschien iets zegt over de man die me dat verhaal vertelde, of over mijn eigen zoekgeschiedenis. Martens sprak Google trouwens uit als ‘Koekle’, wat ik noteerde.
De lunch was goed: tomatensoep, broodjes kaas, zalm en ossenworst, en kroketten. In de rij voor de kroketten dacht ik aan De Bottons verhaal over kapitalisme en fastfood. Toen ik bij de warmhoudbak aankwam waren de kroketten op, wat ik jammer vond, want ik verlangde naar het plezier van een gefrituurde snack.
Geld is niet de belangrijkste motivatie
Na de lunch vertelde Harvard-hoogleraar Teresa Amabile een verhaal over motivatie. “Wat is de belangrijkste bron van motivatie?” vroeg ze aan het publiek. “Geld!” riep iemand. Dat bleek onjuist: vooruitgang is wat professionals betrokken houdt bij hun werk. Ze vroeg het publiek verhalen te vertellen over vooruitgang in hun werk, en ze had daarvoor een gooibare microfoon meegenomen, verpakt in een kubusvormige spons. Een guitig spelelement.
Het was pas twee uur, en mijn oren klapperden van alle verhalen, even overwoog ik naar huis te gaan, maar ik bleef. Ik bezocht nog twee workshops, waarvan één over kalmte, door Gijs Deckers, een jonge docent van The School of Life. Hij vertelde eerst dat hij een jaar aan de workshop had gewerkt, en gaf daarna tips als “je moet genoeg slapen”, “doe je telefoon uit tijdens je werk” en “maak afspraken met jezelf”. Even voelde ik me een zielige man met een naamsticker op een zielig congres vol zielige mensen, die door een jonge knaap verteld moesten worden dat ze na het poepen hun reet moeten afvegen. Deckers eindigde met reclame voor zijn cabaretpodcast, “voor meer leuke grapjes”. Bedankt.
Een middelmatige gitarist
De grote finale met Ricardo Semler maakte veel goed. De Braziliaanse ondernemer en managementgoeroe belde in via Skype. Hij zat in zijn mancave tussen zijn Gibson-gitaren en speelde een toonladder. Daarna debiteerde hij louter waarheden. “Als je gitaarlessen neemt is het waarschijnlijk dat je een middelmatige gitarist wordt.” Of: “Werk duurt zo lang als je er de tijd voor neemt.” Hij zei dat hij elke ochtend in zijn agenda kijkt wat hij kan cancelen, omdat hij liever wat met zijn kinderen gaat doen, maar hij is dan ook multimiljonair. Op maandag en donderdag werkt hij sowieso niet, want dan oefent hij naar eigen zeggen in sterven: hij heeft erfelijke huidkanker, verkeert niet in levensgevaar, maar leeft die dagen alvast alsof het zijn laatste zijn. Wat hij dan precies doet zei hij niet, maar wel werd duidelijk dat zijn leven een soort permanente vakantie is.
Semler en De Botton sloten de dag af met wat troostrijke opmerkingen, zoals dat we eigenlijk allemaal verkeerd bezig zijn, dat ons onderwijs en onze economie totaal verkeerd zijn ingericht, en dat we aanstaande woensdag alweer vergeten zijn wat we op het symposium te horen hebben gekregen. Daarna was er een borrel, waar we bier en wijn dronken, opdat we snel vergeten.
Ik schreef dit verslag voor VICE Money, zie hier.