Als je live seksshows niet meetelt dan is theater de vleselijkste kunstvorm. Mensen sluiten zich op om naar andere mensen te kijken die in dezelfde ruimte iets verbeelden met hun lichamen – een eeuwenoud en betoverend ritueel. Omdat mijn vriendin actrice is ga ik zelf geregeld naar het theater. De langste voorstelling die ik ooit zag duurde vier uur en heette Colossus. Het was schitterend, dus dat het lang duurde was oké. Bovendien was er een pauze. Maar hoe is het om een etmaal lang theater te kijken? Ik ging naar de 24-uursvoorstelling Mount Olympus: To Glorify the Cult of Tragedy van de Belgische kunstenaar Jan Fabre om daarachter te komen.
Voorbereiding
De laatste keer dat ik me een dag lang tussen de oude Grieken waande was toen ik met een groep mensen de Ilias van Homerus voorlas. Dat was een lijdensweg, maar na achttien uur lag ik wel weer fijn in bed. Nu heb ik 24 uur voor de boeg, in de Bourla in Antwerpen, een schouwburg uit 1834. Op een houten reet kun je nu nog steeds rekenen, maar de lat voor comfort in schouwburgen lag toen nog een stukje lager.
Om te voorkomen dat mijn bloed van het stilzitten in mijn aderen stolt ga ik ’s ochtends naar crossfit. Met een onbekende man die Robert heet doe ik hurkoefeningen met zestig kilogram. Daarna rennen we twee kilometer vooruit en een achteruit. Mijn bloed stroomt.
Thuis pak ik mijn tas in: tandenborstel, tandpasta, handdoekje, lange broek. Op weg naar het station koop ik een overlevingspakket: een banaan, twee tomaten en een flesje water. Voor me in de rij bij de kassa staat een moeder met kleuter. Ze probeert met airmiles af te rekenen, maar het lukt niet. Vanuit haar winkelwagentje kijkt haar kind me mistroostig aan en schreeuwt “MAMA IK WIL ERUIT!” Ik vraag me af of het een voorbode is.
In de trein lees ik artikelen over de voorstelling. De Morgen schreef: “U gaat misselijk worden. U gaat zich ergeren. U gaat in slaap vallen. U gaat geil worden. U gaat lachen. U gaat het mooi vinden. U gaat zich vervelen.” Klinkt goed, maar ook een beetje als een gemiddelde dag. Een man die Pieter T’Jonck heet gaf de voorstelling vijf sterren, en sprak over een “orgastische apotheose”. In Trouw schreef een recensent dat het einde “in alle goorheid en oorlog en verschrikking toch tot levenslust (hoop?) en schoonheid leidt.” We gaan het zien.
15.00
First things first: na aankomst in Antwerpen ga ik ergens friet met stoofvleessaus eten. Daarna loop ik naar de schouwburg. In de monumentale plantentuin ertegenover zie ik een bekende zitten. Het is Vincent. Ik wist dat hij ook ging kijken, maar niet dat hij hier zou zitten. “Heb je er zin in?” vraag ik. “Totaal niet,” zegt hij.
Vincent heeft een tandenborstel, deodorant, een lange broek en een vest meegenomen. Ik vraag wat zijn slaapplan is. “Powernaps,” zegt hij. “Net als in de bioscoop.” Hij vraagt of ik een schone onderbroek heb meegenomen. Dat heb ik niet. “Maakt niet uit,” zegt hij. Hij vindt het vooral belangrijk dat er wifi is.
16.00
Een meisje scheurt mijn kaartje en bindt een dieproze bandje om mijn pols. “Tot tien uur vanavond zijn het vaste plaatsen,” zegt ze.
Ik zit op balkon 3, loge 17, hoog en ver van de vloer. Het is er warm, ik zweet als een paard. Ik deel de loge met Marc en Ellen, uit de buurt van Antwerpen. Ellen leest het script, dat kon je beneden kopen. Vanavond is de officiële presentatie.
Voor Marc en Ellen wordt dit de tweede keer. Ha, ingewijden, denk ik. Marc zegt dat je onmogelijk wakker kunt blijven. “24 uur wakker blijven in een donkere ruimte kan niet.” Ik vraag wat ze na de voorstelling gaan doen. “Ik had al kaartjes voor een concert in Gent,” zegt Marc, “en daar wil ik per se heen.” Oef, denk ik. “Maar het stuk geeft energie,” zegt Ellen. Ik hoop het voor ze.
17.00
Het begint. Links en rechts staan naakte mannen met hun knieën gebogen en hun konten naar achteren. Andere mannen komen als honden aangekropen. Ze positioneren zich achter de staande mannen en begraven hun mond in de bilnaad voor ze. “Swwfffrrmmttwwfffmmhrr!” toeteren ze. “Slechte tijdingen!” herhalen de andere mannen. “Mmrrwwwmmhhffww!” “Er waait een zieke wind!” Ah, dit zijn boodschappers die het verhaal aankondigen. Ze benadrukken de woorden “bloed” en “goor”. Dit belooft iets heel smerigs te worden.
Ze verlaten de vloer. In het midden staat een naakte man. Zijn hoofd zie je niet, zijn fluit wel. Ik kan het slecht zien, maar volgens mij wordt die langzaam stijf. Ik kijk door mijn vuist, een truc die ik van mijn moeder leerde. Even kijken… Ja, hij wordt stijf. Met een erecte penis verlaat de man het podium.
18.00
Allejezus wat een hitte. Wat ik zie: dansers die touwtjespringen met kettingen, zo’n drie kwartier lang. Ondertussen zingen ze een Captain Jack-achtig lied. Ze gaan kapot, het publiek moedigt ze aan, Marc en Ellen schreeuwen mee met het lied.
In de volgende scène wordt met vlees gegooid: harten, levers, darmen. Een gore bloedbrij blijft achter. Een witte man verzamelt het vlees op een laken en sleept het weg.
19.05
Ik hou het niet vol in de loge. Het is zo krap en warm dat het lijkt of ik vastzit in een vertraagde RyanAir-vlucht, in de zomer. Bovendien zie ik een Henk-vormig gat op de voorste rij.
19.10
Nu zit ik vooraan, tussen de éminences grises. Ik beweeg niet, om te voorkomen dat mijn verdorven zweetgeur hun neuzen bereikt. Gelukkig wappert de vrouw naast me met een waaier, waardoor ik afkoel. Haar parfum en de rookmachine verbloemen mijn stank.
We zijn overgeschakeld op Frans. Vanaf hier zie je de boventitels amper. Er is iemand dood, geloof ik. De actrice boetseert op een laken een lichaam van hompen vlees. Ze vouwt het samen en houdt het in haar armen. Het is een dood kind. Jemig. Er gaat een telefoon in de zaal.
19.33
Er is een norm ontstaan: na elke act wordt geklapt. Het stoort me. In het theater klap je pas als het doek is gevallen. Het voelt weer alsof ik in dat vliegtuig zit, na het landen.
De scènes duren lang en alles wordt herhaald. Dat is fijn, zo mis je niets. De spelers brengen geinige variaties aan. De zaal ruikt naar orgaanvlees.
20.14
Acteurs dragen kommen water met daarop bordjes de vloer op. Bitterballen au-bain-marie? Nee, het is schmink. Ze schminken zich, wassen zich, schminken zich opnieuw, een half uur lang.
20.45
Twee vrouwen zijn nu zeemeerminnen. Hun onderlichamen zijn in lakens gewikkeld, hun bovenlichamen naakt en geschminkt. Een van hen ligt vlak voor me te krioelen. Ze is klein, gespierd, heeft kleine borsten. Haar tepels zijn stijf, ze ademt zwaar, steekt haar tong uit en hapt bezeten naar een lint dat ze in haar hand heeft. Af en toe kijkt ze me aan. Er gaat een seksuele kracht van haar uit: haar lichaam, haar ademhaling, haar borsten, haar tong. Ik denk aan seks, dan aan mijn vriendin, dan aan lust en begeerte in het algemeen.
21.00
De eerste benen worden voorzichtig over de leuningen van de lege stoelen op de eerste rij gelegd. De geparfumeerde vrouw is weg, nu zitten er Duitsers naast me. “Is it your first time?” vragen zij ook al. Terwijl iemand speelt dat de kroon die hij draagt te zwaar is, zie ik dat er vlak voor me een stukje orgaanvlees is blijven liggen. Aan de donkere kleur te zien is het lever. Het ruikt zuur en goor.
21.30
We zijn vierenhalf uur bezig en ik ga lekker. Het is hypnotiserend. Ik volg het niet supergoed maar dat heb ik vaker. De huidige scène gaat over slaap en dromen. Ik geeuw.
21.35
Een blonde schoonheid komt naar voren in een wit gewaad. Ze vertelt hoe ze seks had met haar zoon. “I didn’t close my legs, I asked him to give me all of it.” Ze vertelt hoe ze klaarkwam. Dan sterft ze.
21.38
Er worden plantenbakken het podium op geschoven. Een man doet een Johnny Bravo-achtige dans met de planten. Iedereen moet lachen. Hij speelt dat hij niet kan kiezen, dan kiest hij toch. Het licht dimt, nachtgeluid vervangt de operamuziek. Hij zoent de plant.
21.55
Meerdere mensen zijn nu een plant aan het neuken. Het is hilarisch en ruikt naar potgrond.
22.20
Ik ga naar de plee. De Duitsers gebaren dat ze mijn plek bezet houden. Het urinoir rijkt tot aan de vloer en spoelt constant door. Koud water spettert verfrissend over mijn voeten.
In de hal is de boekpresentatie bezig. Ik drink een biertje.
22.36
Terug in de zaal. Op de vloer kietelen schaterlachende meisjes elkaar met bloemen. Een van hen heeft bloemen in haar slipje en speelt een potloodventer. Een ander slaat haar met een bloem in haar kut. Nog steeds ligt dat gore stuk vlees voor me, als een glimmende drol van bloed. Ik hoop dat een van de meisjes erin trapt. Ik beeld me in hoe het vlees door de druk tussen haar tenen omhoog geperst wordt.
23.10
Vrouwen drinken wijn uit planten, gorgelen, spugen het omhoog. De lucht ruikt naar meneer Mosterd, mijn immer bekegelde dramadocent in de brugklas. De vrouwen komen klaar, ieder op haar eigen manier. Eentje komt in de buurt maar het lukt toch niet. Ze is boos en verdrietig. Mensen in de zaal lachen begripvol. Nu masturberen de vrouwen met hompen vlees.
23.41
Het stinkvlees is weg. God bestaat.
00:00
Wat doe ik hier? Ik mis mijn bed. Maar het is mooi: de geluiden, de lichamen, de stemmen, de geuren. Ik ben semi-gelukkig.
De dansers gaan in witte slaapzakken op de vloer liggen voor een korte slaappauze, ‘Dream Time I’, geïntegreerd in de voorstelling. “Slaap tot je geluk aanbreekt,” zingt de operazangeres. Mensen gaan weg, misschien is het pauze. Ik ga wat drinken.
0.55
Weer binnen, nu op de tweede rij. De dansers zijn wakker en lachen en springen. De vrouw naast me heeft geslapen. “Ik was helemaal weg,” zegt ze. Haar man zit in het gangpad, ik zit op zijn plek maar hij steekt zijn duim op. “Eerste keer?” vraag ik haar. “Ja,” zegt ze. “Voor mijn man is het wel een opoffering.” Ik kijk naar hem: voorhoofd in zijn hand, een matte blik.
1:05
Ik loop naar de foyer. Jan Fabre zit nog steeds boeken te signeren. Hij draagt een spijkerbroek met gaten en een smetteloos wit overhemd met omgeslagen mouwen. In zijn hals prijkt een gouden kettinkje. Ik stel me voor, hij duwt een boek in mijn handen. “Hier,” zegt hij. “Voor jou.” Ik stel hem een paar matige vragen: “Waarom 24 uur?” “Ach, Dionysische feesten konden drie dagen duren.” Hij kijkt me niet aan. “Mensen zijn dat niet meer gewend,” zeg ik. “Nee,” zegt hij. “Tijd is belangrijk. De mijne ook. Ik moet verder.” Ik begrijp het, en ik heb een boek gekregen, dus het is goed.
Ik sla het boek open. De voorstelling was “een jarenlange droom van Jan Fabre.” Het wordt “een theatermarathon die het publiek bij elke nieuwe halte in vervoering brengt” genoemd. Hm, denk ik. Vervoering.
Ik wandel rond. In een zaal met een fraaie koepel kijken mensen vanaf zitzakken naar een livestream. Ik kijk naar het scherm. Vier actrices zitten wijdbeens op blokken. Ze versieren hun geslacht met bloemblaadjes. Ik ga terug naar de zaal.
1.30
“The gods know nothing of sleep, and they envy our heroes,” zegt een van de meisjes. Met een kwastje doet ze lijm op een blaadje en plakt het in haar lies.
“You gods are jealous,” roepen dansers met Plato-maskers, overmoedig. “Our blood can be spilled but our seed will survive!”
1.47
Huilende blote vrouwen, onder de yoghurt, ogenschijnlijk verkracht door iemand met een titanische balzak, zoals Zeus. Een man in een toga blaast droeve tonen door een hoorn. Mijn darmen borrelen. “Your powers are pathetic!” schreeuwt iemand.
1.55
Mensen slapen in hun stoel of liggend op de grond. De voorstelling gaat verder, ik verlaat de zaal. Op de gangen slapen mensen op banken.
7.55
Ik zocht naar een plee maar belandde in de koepelzaal met de livestream. Ik drapeerde mezelf over een zitzak, staarde even naar het dak, liet zachtjes een wind en viel in slaap. Toen ik wakker werd klonk er een mannenstem uit de speakers: “Why should I sacrifice my life to the dictatorship of sleep?” Een pertinente vraag.
8.07
Ik haal mijn tandenborstel uit mijn tas. De man van de garderobe heeft maar een uur geslapen, zegt hij. “Ik let wel efkes op je tas terwijl jij je schoonheidsdingetjes doet,” zegt hij. Ha, mijn schoonheidsdingetjes.
8.23
Ik betaal vier euro voor een ontbijt: koffie, croissant, roomboter, jam. De croissant mag ik omruilen voor een kaiserbroodje met kaas. Ik neem plaats aan een tafel bij een vrouw die Veerle heet. Ze heeft goed geslapen, in een zaal op zolder. Ze geeft me een tip. “Achter de schouwburg is een markt. Daar hebben ze meer dan hier, en goedkoper.” Oké, zeg ik, kijkend naar mijn ontbijt.
“Zie je die mannen?” vraagt ze. Een van de mannen is dik en draagt een zwart T-shirt. “Achter de schouwburg zit een kroeg, De Duifkes.” Ze doet een duif na met haar handen. “Die blijft het langst open, zij komen daar net vandaan. Ze zitten nog steeds aan het bier!” Een gemiste kans, stel ik vast.
8.39
Terug naar de zaal. Geroffel komt me tegemoet door de gangen, die bedompt ruiken. Er wordt exuberant gedanst met slaapzakken, begeleid door trommels en een fluit. Ik ga vooraan zitten, op de grond. Twee meiden dansen langer door dan de rest. Als de muziek stopt worden ze uitgekleed en gewassen door vrouwen met zinken emmers. Een man naast me maakt een foto. Het geluid van zijn verouderde digitale camera weergalmt door de zaal.
9.00
Dezelfde meiden dansen rondom een strijder. Ze doen ontelbaar veel pirouetten, gaan helemaal stuk. Ze zweten, kreunen, wankelen — ze zijn prachtig. Het publiek klapt. De strijder is Agamemnon, hij moet zijn dochter offeren om de vrouw van zijn broer te kunnen terughalen, die ervandoor is met een ander.
9.39
Ik ga naast Vincent zitten. Op de grond voor ons ligt een dikke man luid te snurken. Het ondergraaft de ernst van de toespraak van Agamemnon. Mensen grinniken.
10.45
Drie vrouwen staan op tafels. Ze trekken een wit lint uit hun schede. Het is muisstil. De man op de voorste rij maakt foto’s. Mensen lachen. Iemand geeft hem een por. De vrouwen doen de linten om hun hoofd.
11.30
Pauze. Ik eet mijn banaan en tomaten en haal nog twee broodjes met een soort ei-ham-salade. “Broodje kaas,” zeg ik tegen Vincent als ik hem een broodje geef. Ik weet niet waarom.
12.02
Ik heb zere billen, mijn stuitje is schraal. Nog maar vijf uur, denk ik. Mijn idee van tijd is veranderd. Normaal is vijf uur lang, nu lijkt het een stuk korter. Tijd is relatief. Mijn aandacht verslapt wel.
12.32
Ik heb slaap. Een actrice met een voorbinddildo steekt een lijzige monoloog af in het Frans. Daarna danst ze de Sirtaki. “Elk mens heeft waanzin nodig,” roept ze. Mensen klappen. Twee stoelen naast me zit een kreupele man met krukken. Hij lacht een beetje debiel als de vrouw met haar voorbinddildo tegen haar buik slaat. Het ontroert me.
14.10
De vrouw naast me gaat weg, een jongen neemt haar plaats in. Hij valt in slaap, handjes op zijn buik, knietjes bij elkaar. Hij zou een magere kloon van mezelf kunnen zijn. Als hij wakker schrikt vraagt hij bezorgd of hij snurkte. Nee, zeg ik. “Oké,” zegt hij. “Perfect.” Hij valt weer in slaap.
14.39
Ik voel me vies. Mijn zweet is een dag oud en het ossewit van de friet van gisteren druipt uit mijn poriën. Als ik het programmaboekje langs mijn wang schraap blijft er genoeg vet aan hangen om een ei in te bakken. Ik denk aan eten: honger.
14.55
Steeds meer mensen zoeken een plaats op de voorste rijen. Ook de gangpaden stromen vol. Vincent gaat even weg en meteen wil een man zijn plek innemen. Hij draagt een T-shirt met het woord ‘CULTURE’ erop. Ik stuur hem weg.
16.11
Het orgastische einde! De dansers verdelen zich in paartjes. Ze smeren elkaar in met olie en beginnen te worstelen, man tegen vrouw. Als de muziek kalmeert gaan ze lepeltje lepeltje liggen. Dit herhaalt zich een keer of elf. Het is krachtig en sensueel.
Dan worden er tafels neergezet. De helft van elk paar gaat op een tafel staan, de ander ernaast. De bovenste giet verf en glitters over de onderste. Om de zoveel tijd schreeuwen ze: “Now give me all! The love! You got!” Het publiek schreeuwt mee en applaudisseert hevig. Ik denk aan het woord ‘vervoering’: het is er, mensen zijn erin. De scène duurt wel wat lang, waardoor de vervoering met iedere herhaling iets afneemt. Vincent vindt dat sneu voor de acteurs, dus hij klapt en danst en joelt extra.
16.40
Een sensationele dans, dit is die grandioze apotheose. Het publiek klapt en danst mee, de kreupele jongen slaat boven zijn hoofd zijn stokken tegen elkaar.
17.00
Het feest is over. Een dikke acteur houdt een bevlogen toespraak. “Waarheid is waanzin,” concludeert hij. Vier frisgewassen vrouwen kleden zich uit en gaan met gespreide benen boven kommen water staan. Stilte. Mannen op de voorste rij nemen foto’s. Dan persen de vrouwen eieren uit hun vagina’s.
17.01
Het waren 24 lange uren. Mensen deden vreemde dingen: foto’s maken van blote vrouwen, azen op de voorste plekken, snurken in het gangpad. Ik stink en mijn bilnaad doet pijn (thuis blijk ik decubitus te hebben, een doorzitplek). Maar behalve gewalgd heb ik gelachen, genoten en geslapen. Het heeft me niet keihard geraakt maar het zal me nog lang heugen. Omdat ik geesteswetenschappen gestudeerd heb herkende ik bovendien enkele scènes, waardoor zo’n studie zich toch nog een beetje uitbetaalt.
Helaas speelde alles zich volledig op het podium af, en bleef het publiek toeschouwer. Zaten de Grieken er vroeger ook maar bij te kijken? Ik had me graag meer onderdeel gevoeld van het Dionysische feest – denk aan aankleding, interactie, Griekse yoghurt bij het ontbijt. Het moet natuurlijk een theatervoorstelling blijven, maar nu was het vooral een proeve van uithoudingsvermogen. Kreeg ik energie? Nee. Heb ik levenslust? Nee, maar wel douche- en eetlust. Kreeg ik slaap? Een beetje.
Toch is het hoopvol dat deze magische en oeroude kunstvorm ook vandaag nog op volle zalen kan rekenen, zelfs bij een 24-uursvoorstelling. De cultus van de tragedie: ze zij geprezen.
Dit artikel verscheen op The Creators Project van VICE