In het noorden van Siberië liggen desolate eilanden waar 4000 jaar geleden de laatste mammoeten stierven. Door het smelten van de permafrost komen steeds meer slagtanden tevoorschijn, die uit de grond worden gewrikt door 21e-eeuwse goudzoekers. Zo nu en dan zit aan zo’n ivoren krul nog een bevroren karkas vast, soms zo vers dat het bloed er nog uitdruipt. Het DNA in zo’n vleeshomp kan misschien gebruikt worden om de mammoet weer tot leven te wekken, ongeveer zoals in Jurassic Park met de dino’s gebeurde. Hierover gaat de nieuwe documentaire Genesis 2.0, die vanaf nu in bioscopen te zien is.
In de jaren negentig was ik regelmatig in het Noorder Dierenpark te vinden. Het eerste wat je zag als je de dierentuin binnenkwam, was een verzameling reusachtige stenen. Daarachter lag het olifantenverblijf. Ik sprak het woord ‘olifant’ als peuter consequent uit als ‘amesam’, wat me een geschikt woord leek voor een slurfdier met slagtanden. Op een bankje bij de gracht rondom het olifanteneiland at ik met open mond mijn moeders boterhammen met cervelaatworst en halvarine, en zag ik hoe de grote dieren baadden in een bruine plas.
Mijn ouders schoten rolletjes vol foto’s, mijn broertje droomde van een bestaan als dierenoppasser en waar mijn zussen in hun identieke jassen mee bezig waren weet ik niet. Op het einde van de dag verlieten we de dierentuin soms door het winkeltje, waar mijn beperkte vermogen om keuzes te maken me toen al leed bezorgde. Erg blij was ik als ik een miniatuurtje van een dino mocht uitzoeken, en ik kreeg ook eens een mammoet, met agressief geheven slurf, plastic haren en barok krullende slagtanden.
Als ik over vijftig jaar weer eens naar een dierentuin zou gaan, kan ik daar misschien levende mammoeten aanschouwen, en ook andere uitgestorven dieren, zoals dodo’s. Wetenschappers in de Verenigde Staten, Zuid-Korea en China zijn bezig de bruine giganten weer tot leven te wekken, zoals ze ook andere dieren hebben gekloond en ontworpen. Dat is wat Genesis 2.0 laat zien, met voorbeelden zoals het ‘gaap’, een kruising tussen een geit en een schaap. Dit alles heeft VICE in 2016 al eens laten zien in een documentaire, maar Genesis 2.0 is minder uitleggerig, mooier gefilmd en vertoont soms zelfs Werner Herzog-achtige trekken.
Genesis 2.0 is een film van de Zwitser Christian Frei en de Rus Maxim Arbugaev. Die laatste trok maanden op met noeste Siberische mannen die op een arctische eilandengroep speuren naar mammoetslagtanden. In kleine groepjes trekken ze over de steppe. Goed geconserveerd ivoor levert per kilo 1000 dollar op. We volgen een man die Spira heet, en die vanwege schulden naar Nieuw-Siberië is vertrokken op zoek naar het witte goud. Met lange speren prikt hij dag in dag uit in de drassige grond. Hij vindt weinig, zwijgt en piekert, en dan hoort hij via satelliettelefoon dat zijn vrouw hem verlaten heeft. Een tragisch geval.
Er is niets op Nieuw-Siberië, behalve wind, gras en botten. Twee keer per seizoen mag elke jager naar huis bellen, verder is het prikken, prikken, prikken, kou lijden, roken, kaarten en mijmeren over betere tijden. Na een paar maanden, hoe lang precies is niet helemaal duidelijk, gaan de mannen met hun slagtanden op een rubberbootje terug naar huis, een gevaarlijke tocht van 350 kilometer, waar Spira en zijn mannen vier dagen over doen. De buit wordt verkocht aan Chinese handelaren, die ze doorverkopen aan sweatshops waar handarbeiders er figuurtjes in kerven. Een bewerkte slagtand wordt uiteindelijk voor meer dan een miljoen verkocht, maar daar zien mannen als Spira niets van terug.
Zo nu en dan stuiten de speurders op een slagtand waar nog een karkas aan vastzit, en daarover gaat de tweede verhaallijn, de wetenschappelijke kant van het verhaal, verteld door Christian Frei. Zo’n karkas levert minder geld op dan ivoor, maar voor de biologie is het van grotere waarde. Er zit DNA in, mogelijk nog levende cellen ook, en daarmee kunnen mannen in witte jassen een ritueel met celkernen, minuscule pipetten en petrischaaltjes uitvoeren, wat in een springlevende mammoetbaby zou moeten resulteren. Frei bezoekt een congres van synthetisch biologen in Amerika, waar mensen dingen zeggen als “synthetische biologie gaat alles veranderen, we gaan het leven zelf vormgeven.” Ook George Church is daar aanwezig, een gentechnoloog met een lange witte baard, die aan de Harvard Medical School een mammoet probeert na te bouwen door te sleutelen aan het DNA van een olifant.
Frei en Arbugaev schrijven elkaar vanuit hun hotelkamers of tentjes e-mails die als voice-over fungeren. Ze beschrijven hun ervaringen met ernst en verwondering, stellen vragen, leveren ironisch commentaar, zoals op de baard van George Church (“Hij lijkt een beetje op God”) en geven zich niet over aan optimisme. In combinatie met de dramatiek van ‘de mens’ tegenover ‘de natuur’ doet de film een beetje denken aan het werk van Werner Herzog, bijvoorbeeld Into the Inferno over vulkanen. Al stellen Frei en Arbugaev hun personages weinig vragen, ze observeren meer, en dringen dus minder tot de mensen door.
Als link tussen de verhalen van de mammoetjagers en de wetenschappers fungeren de broers Peter en Semyon Grigorev. Peter speurt naar slagtanden, Semyon is directeur van het mammoetmuseum in Jakoetsk. Semyon reist met een ingevroren stuk mammoet naar Sooam Biotech in Zuid-Korea, waar de notoire kloonpionier Woo Suk Hwang ermee aan de slag gaat. Ook reist Grigoriev met Hwang mee naar het Bejing Genomic Institute in China. Daar worden ze rondgeleid door een Chinese versie van Dr. Hammond uit Jurassic Park, die Engels probeert te spreken als David Attenborough. “God’s work is still imperfect,” zegt hij, “but if we work together, we can make God perfect.” BGI heeft ook een database met DNA van miljoenen Chinezen, de China National GeneBank. Het manipuleren van mensen lijkt een kleine stap vergeleken bij het klonen van mammoeten, maar dat is in Genesis 2.0 niet meer dan een zijpad dat niet ver wordt bewandeld.
Dit zijpad doet denken aan het boek Homo Deus van Yuval Noah Harrari, en je kuntGenesis 2.0 zien als een illustratie van dat verhaal. De wetenschap leert het DNA van levende organismen te ontrafelen en opnieuw vorm te geven. Harari schrijft over het fluorescerende konijn Alba, en voorspelt dat binnen afzienbare tijd de eerste mens met superkrachten in een lab zal worden samengesteld. Daarvoor is het mammoet-DNA van waarde: in vergelijking met olifanten-DNA wordt zichtbaar welk stukje code zorgt voor een wolharige vacht en welk stukje voor krullende slagtanden. Met die informatie kan bij een andere soort ook deze eigenschap worden ingebouwd. Maar er zijn nog heel veel witte vlekken op de kaart van het DNA, aldus genwetenschapper Beth Shapiro, schrijver van How To Clone A Mammoth, en we hoeven de eerste levende mammoet niet dit jaar te verwachten.
Waarom zouden we de mammoet weer tot leven wekken? Het voornaamste antwoord lijkt te zijn: omdat het kan. Het is een fundamentele wetenschappelijke ontwikkeling. Je kunt daar toepassingen bij verzinnen, zoals het creëren van een neo-prehistorisch natuurgebied of barbecuepakketten met kolossale karbonades. Maar veel interessanter dan die mammoet is de mens zelf, wiens tegenstrijdigheden in Genesis 2.0 duidelijk naar voren komen.
Wat de film laat zien is dat de mens, ondanks de technologische vooruitgang, deels nog in de middeleeuwen leeft. De slagtandjagers vertellen verhalen die ze van hun ouders hoorden, over geesten van mammoeten die je het leven zuur maken als je een dode mammoet aanraakt. Ze brengen offers in de omgeploegde permafrost om de mammoetgeesten te vriend te houden. Ook wetenschapper en museumdirecteur Semyon Grigoriev doet daaraan mee: hij stookt een vuurtje in een mammoetgraf en laat zijn team er glazen parels uitstrooien, wat dat ook moge zijn. Knikkers, misschien.
De titel van deze documentaire sluit aan bij deze religieuze context: een nieuw Scheppingsverhaal, de mens als God, Genesis 2.0. Maar terwijl synthetische biologie gepresenteerd wordt als de grootste revolutie in de menselijke historie, een radicale breuk met onze menselijkheid, is het in feite gewoon een voortzetting van dingen die al heel lang gaande zijn: het eeuwige manipuleren van onze omgeving. Goden hebben nooit bestaan, alleen in verhalen, en de mens wordt geen god, maar blijft mens. Het bijbelverhaal is niet het juiste verhaal om deze ontwikkelingen mee te contextualiseren. We hebben behoefte aan een nieuw verhaal over de mens.
Het jutten naar mammoetslagtanden, het weer tot leven wekken van uitgestorven dieren, het ontrafelen van de genetische code van het leven – het absurde is dat het op dit moment gebeurt, terwijl je in de bioscoop zit of thuis op de bank ligt te whatsappen. Genesis 2.0 toont een deel van het heden dat je kunt zien als een voorportaal van de toekomst, wat altijd fascinerend en een beetje eng is, een heerlijke combinatie. Het gebeurt hemelsbreed heel ver weg allemaal, wat bevreemdend is, en tegelijkertijd heeft het mogelijk grote invloed op je eigen leven. We begrijpen het allemaal maar matig, en praten erover in termen van bekendere, oude verhalen, zoals de Bijbel en Jurassic Park. Maar wat er echt gebeurt in deze wereld, en waar we naartoe gaan, blijft voor de meeste mensen in nevelen gehuld.
Onze toekomst hangt af van hoe we omgaan met nieuwe technologie. Misschien bouwen we een heerlijke nieuwe wereld, misschien eindigen we als mammoeten, ingevroren tussen de aardlagen. Genesis 2.0 laat je daar over nadenken, als je tenminste de film gaat bekijken en nog wat tijd neemt om na te denken. Ik raad je aan dat te doen.
Ik schreef dit voor Motherboard, zie hier.