Laagwater, vroege bladval, dorre akkers: Nederland kampt sinds begin deze maand met een watertekort. Alarmerend, ja, maar het bracht ook een stortvloed aan bijzondere woorden teweeg. Welke termen regende het in de berichtgeving over de droogte?
Officieel is sprake van feitelijk watertekort, een alarmfase hoger dan het dreigend watertekort dat halverwege juli al werd vastgesteld. Verdamping en neerslagtekort zijn de boosdoeners. De droogteschade is fors: van mislukte oogsten tot onbevaarbare waterwegen. Zeewater stroomt in deze laagwaterperiode dieper het land in, wat leidt tot verzilting, desastreus voor grondwaterkwaliteit en bodemvruchtbaarheid. Op de bodem van het Amsterdam-Rijnkanaal ligt daarom een bellenscherm: met luchtbellen uit een buis wordt zout water terug naar de Noordzee geduwd. Ook zijn schutbeperkingen ingesteld: sluizen openen minder vaak, om instromend zeewater te weren.
Het Managementteam Watertekorten (MTW) – een gremium van Rijkswaterstaat, waterschappen, drinkwaterbedrijven, provincies en ministeries – ziet toe op de waterverdeling: wie heeft recht op welk deel van het schaarse nat? Daarvoor is een verdringingsreeks opgesteld, opgenomen in de Waterwet: waterkeringen en dijken krijgen als eerste water, dan de drinkwatervoorziening en energielevering, ten slotte de overige gebruikers (landbouw, industrie, recreatie).
Het MTW is aangesteld door de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW), onderdeel van het Watermanagementcentrum Nederland. De LCW peilt de droogtesituatie en brengt een droogtemonitor uit, waarin het probleem op 9 augustus als volgt werd benoemd: ‘De waterbeschikbaarheid in Nederland neemt af.’
In veel regio’s geldt een verbod om gewassen te beregenen met oppervlaktewater, water dat zich aan de oppervlakte van de planeet bevindt. Wie wil sproeien, moet grondwater oppompen, al geldt daarvoor op veel plaatsen een onttrekkingsverbod. Vanwege laagwater wordt in de IJssel mogelijk eenrichtingsverkeer ingesteld. De minst gepeilde diepte – ‘de plek in de rivier waar de waterdiepte het laagst is, gemeten vanaf de bodem tot aan het wateroppervlak’, aldus Rijkswaterstaat; er wordt daar niet minder gepeild dan elders – schommelt er rond de 1,5 meter.
Ook bomen hebben te lijden. Om uitdroging te voorkomen, sluit een boom de huidmondjes van bladeren, laat ze krullen of in het uiterste geval voortijdig vallen. Later, na regenval, kunnen diezelfde bomen een tweede bloei doormaken.
Laagwater heet ook lage afvoer, want Rijn en Maas zijn smelt- en regenrivieren die water naar de zee afvoeren. Het IJsselmeer schijnt de nationale waterton te zijn. Het is ‘de grootste zoetwatervoorraad van Nederland, waar waterschappen uit de omliggende provincies en drinkwaterbedrijven dankbaar gebruik van maken door er water uit op te pompen’, aldus een reportage in deze krant.
Ook in andere Europese landen liggen de waterwegen, ‘de aderen van het continent’, er schraaltjes bij. Ter oplossing wordt onder meer gepleit voor ander rivierbeleid, beter watermanagement en optimalisatie van binnenvaartprocessen ter voorkoming leegvaart, een woord dat niet in de Van Dale staat maar ogenschijnlijk ‘varen zonder lading’ betekent.
Op de site van het KNMI over de droogtemonitor is het langste woord over dit onderwerp te lezen: ‘In het najaar wordt de potentiële referentiegewasverdamping klein en is dan vrijwel altijd verwaarloosbaar ten opzicht van de hoeveelheid regen.’ Met andere woorden: na zonneschijn komt regen.
Geschreven voor de Volkskrant, zie hier.