Er is een tekort aan woningen in Nederland. Volgens een rapport, geciteerd in NRC, zijn er momenteel 315 duizend huizen te weinig, en loopt dat de komende vijftien jaar op tot 1,2 miljoen. Waar geen schaarste aan is, is aan moeilijke woorden als het over volkshuisvesting gaat. Welk jargon heeft deze nieuwsstroom zoal in huis?
In een opiniestuk in de Volkskrant kwamen experts aan het woord die de vaktaal niet schuwen. In plaats van een woningcrisis kunnen we volgens hoogleraar Tom Berkhout ook spreken van bouwhonger. Toch is er ook een tekort aan woningen, geeft hij toe, onder meer door verdunning: per woning wonen steeds minder mensen. Overigens strookt dat niet met het vooral in de grote steden populaire fenomeen verkamering, waarbij de kamers in een woning worden verhuurd aan verschillende volwassenen, ook wel woningdeling genoemd.
Vooral starters vinden moeilijk een betaalbare woning, zegt hoogleraar Erwin van der Krabben. Doorstromen vanuit een starterswoning naar een groter, duurder huis is momenteel lastig vanwege de hoge energieprijzen en het huizentekort. Veel mensen zoeken iets in de Randstad, maar projectontwikkelaars bouwen liever buiten de stad, op uitleglocaties (lees: weilanden) – gebiedsontwikkeling genoemd – omdat het bouwrijp maken van die grond minder kost.
Rens van Tilbug van de Universiteit Utrecht stelt dat de woningbouwproductie na de crisis van 2008-2010 met 30 duizend per jaar is afgenomen. Maatregelen als de jubelton (de mogelijkheid je kind belastingvrij 100 duizend euro te schenken) hebben bovendien te veel geld in de markt gepompt, wat de prijzen verder opdreef. Dat raakt aan de vermogensverdelingscrisis in Nederland: de groeiende kloof tussen arm en rijk.
De huizenprijzen zijn nog steeds hoog, maar ze zijn het afgelopen kwartaal ‘ongewoon rap’ gedaald, zo viel te lezen in NRC. Dat komt onder meer doordat de hypotheekrente en de energierekening een stuk hoger uitvallen. De daling was opvallend, want ‘meestal duurt het even voordat een veranderend sentiment écht doorsijpelt in de prijzen’, vanwege verliesaversie: huizeneigenaren voelen doorgaans weerstand om hun huis voor een lagere prijs te verkopen dan ze in gedachten hadden. Momenteel schijnbaar niet.
Eigenaar-bewoners, ook eindgebruikers genoemd, zijn zelden blij met een daling van de huizenprijzen. Maar omdat de waarde van huizen de afgelopen tien jaar enorm is gestegen, zullen de meesten niet onder water komen te staan (de hypotheekschuld is in dan groter dan de waarde van het huis). Voor mensen die net een huis hebben gekocht, en er weer vanaf willen, kan dit wel het geval zijn.
Ook huishoudens wiens rentevaste periode afloopt, en dus meer rente gaan betalen, kunnen in de moeilijkheden komen. Vanwege inflatie is de reële rente (het rentepercentage waarvan het inflatiepercentage is afgetrokken) dan weer ‘ontzettend negatief’, aldus hoogleraar Piet Eichholtz. Een andere hoogleraar noemt de huizenmarkt ‘ontzettend volatiel’, wat een moeilijk woord is voor ‘wisselvallig’.
Tot zover de wekelijkse rubriek Met andere woorden. In gelul kun je niet wonen, maar ik kon er een tijdje het brood mee smeren. En vergeet niet: schrijvers die beweren te wonen in de taal, doen dat vaak vanuit een goed verwarmde studeerkamer.
Geschreven voor de Volkskrant