Nederland telt ruim 1600 musea. Daarvan ken je waarschijnlijk vooral grote namen zoals het Rijksmuseum of het Mauritshuis. Maar los van die officiële instellingen zijn er ook heel veel miniscule musea, vaak thuis bij mensen die met zorg en liefde hun verzamelingen tonen aan het publiek. Zulke minimusea verdienen meer aandacht, vindt fotograaf Maartje ter Horst. In 2018 doorkruiste zij het land op zoek naar kleine musea, om het fotoboek Ode aan de kleinste musea van Nederland (en de mensen die ze mogelijk maken) te maken.
Ik vroeg aan Maartje wat er zo bijzonder leuk is aan kleine musea dat ze er een ode aan wil brengen.
Hoi Maartje! Wat vind je zo leuk aan kleine musea?
Maartje ter Horst: Je hebt natuurlijk veel verzamelaars die ik weet niet wat verzamelen, bierdopjes voor mijn part, maar die dat voor zichzelf houden. Misschien dat ze het weleens aan iemand laten zien, maar het is vooral een privéding. Mensen met kleine musea willen hun verzamelingen juist graag delen met mensen, structureel, zodat anderen kunnen meegenieten van wat ze aan spullen en kennis hebben verzameld. Daar besteden ze veel tijd en ruimte aan, die ze opofferen in hun huis of garage. De moeite en liefde die zij erin steken om anderen te kunnen plezieren, dat vind ik heel bijzonder. Ze krijgen niet superveel bezoekers, maar ik denk dat ze die wel verdienen, omdat het zo leuk is dat ze zo gepassioneerd en gastvrij zijn. Zij zijn er, wij hoeven alleen maar bij ze langs te gaan.
Hoe is dit fotoproject tot stand gekomen?
Ik woonde in Utrecht tot voor kort en daar kwam ik regelmatig langs het museum over de wijk Zuilen, wat vroeger een dorp was. Het museum ziet er heel leuk uit, met een mooi ingerichte etalage, er staan potten met bloemen buiten om het gezellig aan te kleden en er hangen vlaggen. Ik wilde daar al lang naartoe, maar had steeds geen tijd. Op een gegeven moment dacht ik: ik ga vragen of ik er foto’s mag maken. Het museum lijkt me sowieso interessant, maar dan maak ik ook meteen foto’s, twee vliegen in één klap. Ik ben er een paar uur geweest, heb de verhalen gehoord en gezien hoe alles eruitziet, en toen ik naar huis ging dacht ik: volgens mij zijn er nog veel meer van dit soort leuke kleine musea, laat ik daarnaar op zoek gaan en daar ook foto’s maken, dat is tenslotte mijn werk. Dat groeide en groeide, ik heb een uitgeverij gevonden en ben in alle provincies foto’s van kleine musea gaan maken.
Als je zelf een klein museum zou beginnen, wat voor museum zou dat dan zijn?
Dat is een grappige vraag, want ik heb als kind een klein museumpje gehad. Op mijn slaapkamer had ik een museum over het oude Egypte. Dat is niet de aanleiding geweest voor dit project, maar tijdens dit project bedacht ik me wel ineens: hé, wat grappig, ik heb dit zelf ook ooit gedaan! Die link had ik op het begin nog niet eens gelegd. Ik was vroeger helemaal fan van het oude Egypte, mummies, piramides en die hele geschiedenis. Dat was mijn fascinatie. Ik vind dat nog steeds interessant, maar mijn slaapkamer is nu niet meer ingericht als een museum.
Wat was het topstuk in jouw verzameling?
Ik had van mijn opa en oma een kettinkje gekregen, waar mijn naam op stond in hiërogliefen. Dat hadden ze voor mij gekocht in Egypte. Helemaal de bom vond ik dat, echt geweldig. En ik had een gipsen replica van het masker van Toetanchamon, dat heel bekende masker. Dat had ik toen ik zes of zeven was in Frankrijk op vakantie gekocht, van al mijn zakgeld, een rib uit mijn lijf, maar ik moest het hebben.
Kwamen er veel bezoekers? Vriendjes en vriendinnetjes?
Ja dat, en als er visite was dan moesten ze altijd wel even mee naar boven. Ik had een schoteltje neergezet met ‘Dank voor uw gift’ erbij, en daar had ik alvast een kwartje neergelegd om te laten zien wat het idee was. Dat heeft nooit veel opgeleverd maar ik vond het heel leuk om mijn verzameling aan mensen te laten zien en erover te vertellen.
Wat hebben kleine musea wat grote musea niet hebben?
Het persoonlijke. Je krijgt sowieso altijd een persoonlijke rondleiding. Je komt echt bij iemand thuis. Het is een soort visite. Die mensen kunnen je ook nog eens van alles leren en bijbrengen over het onderwerp waar ze een museum over hebben. Er wordt vaak gezegd dat we in een individualistische tijd leven, dat iedereen met zichzelf en zijn eigen geluk bezig is. Deze mensen doen dat niet, die besteden veel van hun vrije tijd aan contact leggen met anderen en verbinding zoeken. Die verbinding en dat contact met de mensen van het museum, dat heb je bij een klein museum veel meer dan bij een groot museum als het Rijksmuseum, hoewel dat ook prachtig is.
Waar heb je tijdens het fotograferen vooral naar gekeken?
Ik deed steeds eerst een interview, om iemand te leren kennen en het verhaal van het museum te horen. Daarna, met die achtergrondinformatie, ging ik met hen op tour door het museum. Ze lieten me dingen zien en vertelden verhalen, ik stelde vragen. Het zijn actieve foto’s geworden, niet te veel geposeerd. Ik wilde de kijker het gevoel van een rondleiding geven, het gevoel dat ze er zelf bij zijn en worden meegenomen op een reisje door het museum. De nadruk ligt wel heel erg op de mensen, de museumeigenaren.
Op de foto’s staan vooral ouderen. Bestaan deze musea over twintig jaar nog wel?
Sommige minimusea zijn stichtingen met een bestuur, meestal van vrienden en familie, om ervoor te zorgen dat een verzameling wel kan voortbestaan. Maar sommige ook niet, dat zijn eenpersoonsdingen. Als diegene er niet meer is dan houdt het op. Ik denk dat veel van hen er ook niet over willen nadenken wat er gebeurt als ze er niet meer zijn. Ik kan me dat best voorstellen: het is jouw ding, en na mij, dat zal wel. Als er maar genoeg vrijwilligers zijn om mensen te ontvangen en rond te leiden, kan elk museum blijven bestaan. Elk klein museum is heel persoonlijk, ontstaan vanuit één persoon die alle verhalen en voorwerpen kent. Dus het lijkt me lastig om zoiets in leven te houden.
Wat kunnen grote en belangrijke museumdirecteuren leren van kleine musea?
Sowieso denk ik dat ze meer interesse kunnen tonen in kleine musea. Een paar daarvan hebben echt een bijzondere collectie, bijvoorbeeld het Schelpenmuseum in Zaamslag of het Maritiem Trefpunt in Almere. Bij het Schelpenmuseum is weleens iemand van Naturalis geweest, omdat iemand anders diegene meenam. Hij was helemaal van zijn stuk gebracht door de pracht van de collectie. Hetzelfde bij het Maritiem Trefpunt. Die hebben allemaal bijzondere, oude, originele foto’s van heel veel soorten schepen en de Nederlandse Koopvaardij. De eigenaar probeerde de aandacht te trekken van het Scheepvaartmuseum, maar die waren steeds te druk en hadden geen tijd voor hem. Uiteindelijk is hij zelf naar ze toe gegaan, en toen kwam de directie vertellen dat hij zo’n mooie verzameling had, waar ze zeker wat mee konden in een tentoonstelling.
Zo! Daar valt dus nog veel te behalen.
Ja, er schuilt vaak meer achter de deur van zo’n klein museum dan mensen bij grote musea denken en het zou leuk zijn als ze meer zouden uitwisselen of samenwerken, of iemand een praatje zouden laten houden als ze qua onderwerp een raakvlak hebben. Een persoonlijke benadering is natuurlijk lastiger in een groot museum, dat snap ik best. En ik zeg ook niet dat je niet naar een groot museum moet gaan, die zijn ook veel waard, maar ik wil mensen vooral oproepen om ook eens naar een klein museum te gaan. Ze zitten overal in Nederland.
Bedankt Maartje!
Het boek ‘Ode aan de kleinste musea van Nederland (en de mensen die ze mogelijk maken)’ van Maartje ter Horst is hier te bestellen. Ik schreef dit stuk voor VICE, zie hier voor het origineel.