In je eentje dingen ondernemen kan best leuk zijn. Alleen naar de film bijvoorbeeld, heerlijk. Het liefst als het niet druk is, bijvoorbeeld een dinsdagmiddag. Solo op reis kun je je heel vrij voelen. Je hoeft met niemand rekening te houden, kan doen wat je wil en je komt vanzelf wel iemand tegen om mee te praten. Alleen naar een themafeest gaan waar je niemand kent, zonder je te verkleden, na een lange werkdag, is een grotere uitdaging, vooral als je iemand bent die van dingen houdt zoals in je eentje naar de bioscoop gaan.
Afgelopen maandagavond werd in de Escape in Amsterdam de nieuwe documentaire Studio 54 vertoond, een nieuwe film over de opkomst en ondergang van de gelijknamige club uit New York. Volgens de uitnodiging zouden Lenny Fontana en UpgreatZ zorgen voor “een spetterende party” na afloop. Ik had vooraf geen idee wie dat waren (en nog steeds niet echt), van Studio 54 wist ik niets behalve dat het een discotheek was in New York waar men niet vies was van drugs. Waarom ik had voorgesteld naar dit feest te gaan voor Noisey wist ik eigenlijk ook niet meer, behalve dat ik graag naar films kijk.
Het voorprogramma
Het feest begint om acht uur en ik ben er om acht uur. Voor de deur staan dragqueens met fietslampjes aan hun latex laarzen. Doorbitches denk ik, maar ik loop langs ze zonder dat ze me zien, dus dat zal wel niet. Langs een korte rode loper hangen zwart-witte ballonnen met de naam van de film erop. “No, we open at eleven,” zegt de grote, kale uitsmijter als ik naar binnen wil stappen. “Or do you speak Dutch? Nederlands? Hallo? Het begint om elf uur.” Ik kom voor de film, zeg ik. “O, de film, nou, loop dan maar door.” Mijn jas lever ik in bij de garderobe en ik krijg een champagneglas gin-tonic met een aardbeitje aangeboden.
De grote zaal van de Escape staat vol klapstoelen. Op het scherm prijkt het logo van de film: Studio 54 The Documentary. Nothing this fabulous could last forever. A film by Matt Tyrnauer. Eén stoel is bezet, linksachterin, door een man van rond de vijftig die er normaal uitziet, totaal niet fabulous, zo normaal dat hij niet eens gin-tonic drinkt maar gewoon een normaal biertje. “Hallo,” zeg ik schuchter. “U zit er klaar voor?” De man kijkt me aan alsof hij me niet heeft verstaan. Ik vraag of hij speciale herinneringen heeft aan Studio 54. “Nee,” zegt hij. “Ik kreeg een vrijkaartje. Die club was voor mijn tijd.” Mijn gebrek aan clubkennis moet van mijn gezicht af te lezen zijn. “Dat was in de jaren zestig,” zegt de man.
Op een trappetje aan zijkant van de zaal staan twee bonkige mannen in identieke zwarte longsleeves met “Groove” erop. Ze heten Richard en Ed en zijn vj’s en dj’s van Groove Inc. Ze zitten al 25 jaar in het vak en stralen uit dat ze hier heel erg op hun plek zijn. Ook Richard en Ed hebben geen speciale herinneringen aan Studio 54. “Ja,” zeg ik. “Dat is voor jullie tijd natuurlijk. Het was in de jaren zestig.” Ze kijken me verbaasd aan. “Nee, nee,” corrigeert Ed me. “Jaren zeventig was het. Ja, legendarische club. En maar 33 maanden open! Gesloten. Drugs, hè. En fraude.” Ik vraag of ze nog op ADE gaan vj’en of dj’en, om maar wat te vragen. “Nee, dat niet meer,” zegt Richard. “Vrouw en kinderen thuis hè, dan ben je niet meer overal bij.”
Aan de bar spreek ik een man met een gegroefd gezicht. Hij lijkt op de oudere partybroer van Peter Buwalda. “Mijn vrouw heeft dinsdag gebeld naar Radio2,” zegt hij. “Toen wonnen we kaartjes.” Ook hij heeft geen speciale band met Studio 54, maar wel met de RoXy. “Ken je die niet?” vraagt hij verbaasd, verontwaardigd zelfs. “Als je over muziek schrijft dan moet je dat wel kennen, hoor.” Ik zeg dat ik meer een filmjournalist ben. “Nou, daar zijn ook films over gemaakt,” zegt hij, alsof hij die smoes al zag aankomen. Zelf feesten doet hij niet meer, dat vindt hij jammer, maar “op een gegeven moment word je er te oud voor.”
Het groepje drags dat buiten stond loopt voorbij. “Jij ziet er bijzonder uit,” zeg ik tegen een van hen. Hij/zij heeft witte en groene strepen over zijn/haar hoofd, parels op de wangen en pikzwarte contactlenzen in. Ik moet denken aan die amfibie uit de film The Shape of Water. Lullig, denk ik, want die amfibie speelt een monster. Maar wel een monster met een goed hart. Eigenlijk is het dus helemaal niet lullig. Ik vraag of zijn/haar uiterlijk speciaal voor vanavond is. “Ach, voor feesten en partijen,” is het antwoord. “En jij?” Ik snap de vraag niet en kijk naar mezelf: zwart katoenen T-shirt, blauwe spijkerbroek, rode Nikes. “Zeg jij het maar,” zeg ik. “Nou ja,” zegt de ander, “ik krijg een beetje de vibe van een houthakker.”
Vertwijfeld zoek ik een plekje in de geïmproviseerde filmzaal, die inmiddels is volgelopen. Een houthakker in een discotheek. Ik neem plaats naast twee vrouwen van in de dertig, Emma en Sascha. Sascha heeft een strakke glitterbroek aan en Emma een jurk met diep uitgesneden decolleté, waar ze veel aan friemelt. Ze kennen elkaar uit Café Schuim aan de Spuistraat. “We hebben gezoend en toen elkaar ge-wifed.” Emma vindt het bijzonder dat ik hier als filmjournalist ben. Zelf schrijft ze ook, “een thriller over psychische mishandeling, gebaseerd op eigen ervaring maar dan uitvergroot.” Ze heeft al acht hoofdstukken op papier. Het is haar hobby, want haar baan is om dingen te regelen voor de rijken der aarde, wanneer die in Nederland zijn. Serena Williams en Armin van Buuren behoren tot haar klantenkring. Voor twee hoteleigenaren uit Dubai bestelde ze eens om drie uur ’s nachts twee hoeren.
De film begint bijna. Richard en Ed van Groove Inc komen voor me zitten. Met z’n tweeën zitten ze op drie stoelen, want de stoelen zijn erg klein en Richard en Ed erg groot. Een man in een ruitjesbroek en een wit overhemd heet ons welkom vanaf het podium, zegt iets over Studio 54 en de muziek na afloop, en sluit af met de zin “hopelijk heeft u uw dansschoenen aan.”
De film
Studio 54 vertelt het verhaal van de opkomst en ondergang van de succesvolle New Yorkse discotheek Studio 54. In 1977 werd de club gesticht door Ian Schrager en Steve Rubell, twee gewone jongemannen die een buitengewone nachtclub wilden openen. Studio 54 werd een gigantisch succes. Elke avond was er een feestbudget van 50.000 dollar, drankjes waren 1,50, drugs werden door Steve persoonlijk rondgedeeld. De dollars klotsten tegen de plinten, maar belasting betaalden ze niet en een drankvergunning hadden ze nooit aangevraagd. Na 33 maanden moest de club sluiten en gingen Steve en Ian naar de gevangenis.
Het is een wat langdradige documentaire met veel pratende hoofden die vertellen over hoe mooi het vroeger was, toen ze nog jong waren en naar de club gingen. Die getuigenissen zijn versneden met archiefbeelden en de discosoundtrack pompt uit de speakers van de Escape. Na tien minuten springt er een pop-up in beeld met “node wil de sleutelhanger ‘Lokale onderdelen’ gebruiken” en of er een wachtwoord ingevuld kan worden. Mensen lachen, de pop-up wordt naar rechtsonder gesleept en blijft de rest van de film een beetje in beeld.
Een scène over het deurbeleid en mijn eigen unheimische gevoel zetten me aan het denken over in- en uitsluiting. Veel mensen die graag op disco dansten waren verschoppelingen in de maatschappij: met name (zwarte) mensen uit de LGBTQ-community. Vrouwen voelden zich hier veilig tussen, aldus de voice-over van de film, en modellen kwamen er met hun stilisten en visagisten. Dat trok weer een hoop heteromannen aan en uiteindelijk danste iedereen in harmonie met elkaar. Natuurlijk paste niet heel New York in Studio 54, dus werd er geselecteerd aan de poort op basis van uiterlijk en populariteit. De ‘uitgeslotenen’ konden nu zelf mensen uitsluiten van hun veilige ‘house’ – wat niet voor niets de naam werd van de stroming die uit de disco voortvloeide, aldus Timothy Morton.
Als je beroemd was kwam je sowieso binnen. Liza Minelli, Andy Warhol, Mick Jagger, Diana Ross, Calvin Klein, Robert Deniro – allemaal werden ze boezemvrienden met de extraverte Steve. De introverte Ian bleef achter de schermen. Als je een baard had kwam je er niet in, als je een polyester shirt aan had ook niet. Als je Truman Capote heette kwam je er wel in, ook al droeg je een badjas en slippers.
Steve is ook goede vrienden met een jonge, verlegen Michael Jackson. “Het is eigenlijk gewoon escapisme,” duidt de koning van de popmuziek het fenomeen. “Je komt hier om te ontsnappen.” In de kelder van de club lagen matrassen, wat niet wil zeggen dat mensen alleen daar neukten. Dat gebeurde eigenlijk overal. Een pretpark voor volwassenen werd de club genoemd. Na de verbouwing hebben ze er maar rubberen vloeren ingelegd, omdat dat makkelijker dweilen was. Met al die seksuele vrijheid lagen de ziektes op de loer, en heel veel clubbers stierven later aan aids, ook Steve. Zijn kameraad Ian verloor zijn beste vriend en ging hotels ontwerpen.
Studio 54 is een prima documentaire. De vorm – pratende hoofden en archiefbeelden – werkt, maar is niet bijster origineel. Af en toe werd er gelachen in de zaal, vooral als het over drugs of andere ondeugden ging. Dat Studio 54 een legendarisch plek was waar de vrijheid gevierd werd, is na ruim anderhalf uur voldoende aangetoond. Tijdens de aftiteling van de film wordt er geapplaudisseerd.
De party
Na afloop is er een kleine bar geopend waar alle 250 gasten hun consumptiebon kunnen verzilveren. Twee jonge barvrouwen werken zich het schompes en tappen slordige biertjes. Ik word links en rechts ingehaald door dorstigere mensen.
De man met de groeven in zijn gezicht vertelt me wat hij ervan vond. “Een mooi document,” zegt hij. “Maar kijk ook eens een film over de RoXy.” Emma en Sascha vinden het jammer dat je tegenwoordig geen clubs meer hebt als Studio 54. “Mensen durven niet meer zo te dansen,” zegt Emma. Ik lepel een platitude op over smartphones en gezelligheid. Sascha voorspelt dat er clubs komen waar smartphones verboden zijn. Emma zegt iets over de Berghain. Ik knik, want daar ben ik ook weleens geweest.
Als alle 250 stoelen verwijderd zijn wordt er een discoplaat opgezet, ik neem aan door Fontana en UpgreatZ. Er wordt gedanst. Een groepje dragqueens danst het wildst en ik vraag me af of ze zijn ingehuurd. Een poosje sta ik aan een hoekje van de bar en voel me een outsider. Nippend van mijn bier kijk ik uit over de dansvloer en probeer te berusten in het feit dat er mensen zijn die graag dansen, en dat ik daar niet bij hoor. Het enige oogcontact dat ik nog met mensen heb is met mensen die hun lege glas op de bar komen zetten.
Op de fiets naar huis vraag ik me af of ik destijds door de selectie van Studio 54 was gekomen. Misschien niet, misschien wel. Het maakt ook niet uit, want Studio 54 is niet meer.
Ik schreef dit voor Noisey, de muzieksite van VICE. Zie hier.