Gekwetter van vogels, galmende klanken, wierook. Twee mannen dansen blootsvoets om elkaar heen. Gestreken smoelen, baarden, dichte ogen, trainingsbroeken. Ze dragen rode badmutsen met elektroden. Oranje kabels verbinden hen met een computer. Een aangesloten beeldscherm toont een golfpatroon. Ze bewegen synchroon: tegelijkertijd, samen op één moment, maar niet identiek. Notes on Synchrony heet de voorstelling, een experiment van dansers en neurowetenschappers van de Rijksuniversiteit Groningen, in de schouwburg in Rotterdam.
Twee dunne vrouwen met vrome gezichten zorgen dat de oranje kabels niet verknoopt raken. Ze reageren op bewegingen van de dansers, die soms plotseling een sprintje trekken of een rondje draaien. Halverwege de lange zijden van de zaal zitten twee bebrilde schrijvers, de een achter een laptop, de ander achter een soort papyrusrol, als een scribent uit het oude Egypte. Zo nu en dan dragen ze iets voor, door een microfoon met veel galm. De een spreekt wetenschappelijk, de ander poëtisch. Aan de korte zijde links van me staat de meetapparatuur, aan de korte zijde rechts zit een monnik achter een boeddhistisch poederkunstwerk op de vloer. Alles tegelijkertijd, synchroon, nu.
Ik bekijk het experiment met twee docenten en een mede-cursist van de workshop ‘schrijven over dans’. Het is 22 februari, een vrijdagavond. We hebben net gedineerd en twee tripels gedronken achter de schermen van de schouwburg. Daarvoor hebben we vier uur lang gesproken over onze eerdere schrijfsels, want wij experimenteren ook. Onze schoenen hebben we moeten uittrekken bij de ingang van de zaal, waar we fineliners en papier kregen aangereikt om aantekeningen te maken. Het publiek, zo’n dertig mensen, vooral vrouwen, zit op banken of op de vloer tegen de wanden van de zaal.
Ik had me juist voorgenomen om tijdens dansvoorstellingen geen aantekeningen meer te maken, omdat mijn eerdere krabbels in het donker onontwarbare strengen taal hadden opgeleverd, alsof de inkt zich verzette tegen de orde van zinnen. Maar in het Haltheater is licht genoeg en zo’n fineliner schrijft plezierig, dus ik noteer vlijtig wat ik ervaar – notities die synchroon lopen met de voorstelling Notes on Synchronyzelf.
Over de twee vrouwen die met de oranje kabels in de weer zijn: de mannen dansen vrijelijk zonder rekening te houden met de kabels, de vrouwen lopen er als nijvere poetsers achteraan. Zo’n onderdanige rol voor de vrouw, kan dat nog wel? Ze zijn sober gekleed, in spijkerbroeken en tuttige truien, het haar in een gevlochten knot. Met hun spichtige gezichten lijken ze op ongehuwde domineesdochters, als figuranten zouden ze in de western Brimstone niet misstaan. Later hoor ik dat deze vrouwen de wetenschappers van het experiment zijn en dat de apparatuur duizenden euro’s heeft gekost. Hun rol is dus nederig, maar tegelijkertijd gezagvol en beschermend.
De scribent achter zijn papyrusrol intrigeert me. Hij is een jaar of vijftig, in het zwart gekleed, atletisch gebouwd, Amerikaans. Hij oogt jeugdig en cryptisch, alsof hij een geheim kent dat hem jong houdt. Wat hij precies voordraagt kan ik niet reproduceren, maar het klinkt mysterieus, scifi-achtig. Live poëzie schrijven en die op duistere toon voordragen: dat wil ik ook kunnen. De andere schrijver beschrijft in wetenschappelijke taal wat de dansers doen, met woorden als ‘kinetisch’.
Achter het poederkunstwerk zit een pezige lange man met grijze baard. Hij lijkt een boeddhistische monnik, door zijn kleermakerszit en losse kleding, en omdat hij achter die zandcirkel zit. Later die avond, als ik zelf bier drink, zie ik hem een stuk chocoladetaart eten aan de bar, uit het vuistje. Daarbij lijkt hij minder boeddhistisch. Misschien is het zijn alternatief voor bier, of kon hij het verlangen niet weerstaan. Het poederkunstwerk sneuvelt tijdens de voorstelling. Een van de dansers schuift er met een voet doorheen. De monnik ziet het aan en blijft onbewogen in- en uitademen.
Ik kijk naar mijn cursusgenoten en naar de andere mensen in het publiek. Daar is tijdens Notes On Synchrony de tijd en ruimte voor. Welke hypothese getest wordt en waarvoor, is onduidelijk. En waarom met publiek? Ik heb hoe dan ook nauwkeurig geobserveerd. Alles gebeurde tegelijkertijd: dansen, poëzie, wetenschap, boeddhisme, mijn notities. Gebeurt niet alles, in ieder ‘nu’, altijd synchroon?
Na afloop is er ruimte voor vragen. Een van de wetenschappers vraagt mensen hun aantekeningen in te leveren, voor het onderzoek. Ik stop ze in mijn binnenzak, net als de pen. Thuis leg ik het briefje op tafel om de krabbels later uit te werken. Een week nadien, als ik even voor de deadline wil beginnen met schrijven, ontdek ik dat het kwijt is. Ik doorzoek mijn huis, app mensen die hier onlangs waren of ze het misschien meegenomen hebben en draai de oudpapierzak drie keer om, maar het briefje blijft onvindbaar. De aantekeningen zijn niet meer. Wat blijft zijn de herinnering en deze woorden.
Ik schreef deze tekst in het kader van schrijfcursus Dans&Durf, n.a.v. het programma op 22 februari op het Moving Futures Festival. Zie hier voor de door Moving Futures gepubliceerde versie.