Op een vrijdag in augustus besprak ik met wat elitaire vrienden A Farewell to Arms van Ernest Hemingway. Dat leek ons, honderd jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, een goed idee. Ik had rijst met kip en groente in boemboesaus gemaakt en we smulden als Italiaanse officieren in een bordello. Daarna bespraken we het boek en dronken we bier en gin en aten we partysticks. Halverwege liet een van mijn boys een boer die naar augurk en gin rook maar vooral naar augurk. Dat was lachen.
In A Farewell to Arms vertelt Frederic Henry over zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Hemingway baseerde dit verhaal losjes op zijn eigen tijd aan het Italiaanse front. In 1916 wonen ambulancechauffeur Frederic en zijn kameraden in het noordoostelijke stadje Gorizia, waar hij aanpapt met de Schotse verpleegster Catherine Barkley. Zij rouwt nog om haar aan de Somme gesneuvelde verloofde, maar speelt zijn spelletje mee. Drie dates later – ‘better than going every evening to the house for officers where the girls climbed all over you’ – worden Frederic en zijn broeders geraakt door een mortiergranaat terwijl ze macaroni met kaas eten. Een van hen verliest zijn benen en sterft. Frederic is zwaargewond.
Na twee dagen veldhospitaal wordt Frederic overgeplaatst naar een ziekenhuis in Milaan. Catherine volgt hem en het duurt niet lang voor ze het met elkaar doen. Frederic voelt zich erg lekker. ‘I had not wanted to fall in love with any one. But God knows I had and I lay on the bed in the room of the hospital in Milan and all sorts of things went through my head but I felt wonderful (…).’ Zij is ook op hem, zegt ze. Je kunt je afvragen of dit nou echte liefde is of slechts een uitvlucht, maar het is natuurlijk een beetje van beiden. Liefde is bij uitstek in staat ellende te doen vergeten, al komt er vaak weer een nieuwe bak ellende uit voort.
Dat gebeurt dan ook. Tegen de tijd dat Frederic hersteld is ziet hij geel van de drank – zijn voornaamste methode om alles te vergeten – en blijkt Catherine drie maanden zwanger. Hij keert terug naar zijn eenheid in Gorizia en wordt uitgezonden naar Caporetto. Daar verpletteren de Duitsers de Italiaanse troepen. Terwijl de Italianen zich terugtrekken fussileren rancuneuze soldaten hun eigen officieren. Frederic, ook officier, ontsnapt door in een snelstromende rivier te springen. Daarna treinsurft hij met een nat pak en op een lege maag terug naar Milaan en gaat hij op zoek naar zijn zwangere lief.
Frederic vindt Catherine en haar vriendin Helen Ferguson terug in Stresa in het noordwesten. Helen vindt het niet chill om hem weer te zien, omdat hij volgens haar Catherines leven verkloot heeft. Daar valt wel iets voor te zeggen, al zijn het vooral de omstandigheden: het is oorlog, er zijn voorbehoedsmiddelen noch abortusklinieken en mensen hebben nogal starre opvattingen over seks en zwangerschap, zeker buiten het huwelijk. Fredy en Cathy ditchen Helen en luieren een tijdje in een hotel tot een bevriende barman ze waarschuwt dat de popo’s eraan komen om Frederic te arresteren.
Ze vluchten per roeiboot en met gesmeerde broodjes en een mooie fles drank naar Zwitserland, waar ze een paar maanden happy samenwonen in de bergen totdat Catherine superzwanger is en ze naar Lausanne verhuizen. Daar haalt het noodlot hen in: de baby wordt dood geboren en Catherine bloedt ook dood. Frederic is gebroken: ‘That was what you did. You died. You did not know what it was about. You never had time to learn. They threw you in and told you the rules and the first time they caught you off base they killed you.’
Is dit een goed verhaal? Ja, dit is een goed verhaal. Er zijn redenen waarom dit boek 85 jaar na publicatie nog wordt gelezen door jongens die van bier en partysticks houden. A Farewell to Arms toont ons op niet-pathetische wijze hoe kut oorlog is en hoe zinloos de Eerste Wereldoorlog was, en dat we maar beter dag kunnen zeggen tegen wapens omdat wapens alles wat ons lief is kapot maken. Frederic belichaamt het daaruit voortvloeiende pessimisme van zijn generatie:
‘The world breaks every one and afterward many are strong at the broken places. But those that will not break it kills. It kills the very good and the very gentle and the very brave impartially. If you are none of these you can be sure it will kill you too but there will be no special hurry.’
Bovendien is het boek goed geschreven. Het eerste hoofdstuk is een van mijn favorieten uit de Engelse literatuur. Holy Moses wat een taalgebruik! Met vlotte strepen schildert Hemingway het landschap waarbinnen de strijd zal worden gestreden:
‘In the late summer of that year we lived in a house in a village that looked across the river and the plain to the mountains. In the bed of the river there were pebbles and boulders, dry and white in the sun, and the water was clear and swiftly moving and blue in the channels. Troops went by the house and down the road and the dust they raised powdered the leaves of the trees. The trunks of the trees too were dusty and the leaves fell early that year and we saw the troops marching along the road and the dust rising and leaves, stirred by the breeze, falling and the soldiers marching and afterward the road bare and white except for the leaves.’
Oorlog bedekt het leven met een stoflaag van ellende en alles en iedereen sterft voortijdig – daar komt het in A Farewell to Arms op neer en dat is al verborgen in deze eerste alinea. Dat is sterk. Om als schrijver recht te doen aan oorlog moet je afstand nemen van romantiek en je beperken tot de feiten, aldus Hemmy. Vandaar zijn secce stijl in de overige 99 procent van het boek. Oorlogsverheerlijking is zo negentiende eeuw. Eer, moed en glorie hebben hun betekenis verloren in de context van mortiergranaten en machinegeweren. Het slagveld is verworden tot slachthuis:
‘I was always embarrassed by the words sacred, glorious, and sacrifice and the expression in vain. We had heard them, sometimes standing in the rain almost out of earshot, so that only the shouted words came through, and had read them, on proclamations that were slapped up by bill posters over other proclamations, now for a long time, and I had seen nothing sacred, and the things that were glorious had no glory and the sacrifices were like the stockyards at Chicago if nothing was done with the meat except to bury it.’
Nu, honderd jaar na dato en in het rijke Westen, is er gelukkig meer optimisme. De wereld breekt nog steeds mensen maar de mens heeft gebroken met veel ellende en dat is goed, al moeten we oppassen dat we de wereld niet breken en ons beperken tot het breken van ruggen, zoals wij doen. Deze rug is aan flarden – op naar de volgende.
Geschreven voor De Gebroken Rug