Volgens mij was het een collega die me Het huis van de moskee van de Perzisch-Nederlandse schrijver Kader Abdolah aanraadde. Ik werkte er pas net en we hadden het over boeken, want daar komt een gesprek weleens op uit. Gevoelig als ik ben voor andermans lievelingsboeken kocht ik die week voor twee euro een harcover-exemplaar bij de kringloop op de hoek — met een mix van hoogwaardig aanbod en analfabetische klanten een goudmijn voor bibliofielen. Het boek belandde linksboven in de kast, naast Abdolahs boekenweekgeschenk De kraai.
Een paar weken terug las ik het. Ik had genoeg van Thomas Pynchons Gravity’s Rainbow, een boek waar Jan vorig jaar de loftrompet over toeterde maar waar ik na 500 bladzijden in strandde. Sinds ik het van Jan en zijn vriendin voor mijn verjaardag kreeg was ik me erdoorheen aan het ploeteren maar omdat het weinig vorderde en ik vaak geen idee had wat ik las, was ik er halverwege januari wel klaar mee.
Na een zwaarmoedige blik op al mijn ongelezen boeken nam ik me toen iets doms voor: mijn boekenkast op alfabetische volgorde uit te lezen. In Sartres Walging zit een personage dat dat doet. Het is lang geleden dat ik dat verhaal las, dus ik weet niet precies meer hoe het zit, maar volgens mij symboliseert dat karakter een sentiment dat veel lezers kennen: alle boeken te willen lezen. Natuurlijk kan dat niet, bovendien vergeet je meer dan je onthoudt, maar het voelde toch goed. Daarom begon ik aan het werk van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani, de man met een snor als een terrasbezem die in veel boekenkasten vooraan staat door zijn goed gekozen pseudoniem: Kader Abdolah.
Op de middelbare school las ik De reis van de lege flessen (1997), waarschijnlijk omdat ik geïnteresseerd was in alcohol, maar daar bleek het boek niet over te gaan. Wat ik me ervan herinner is dat het over een Iraanse vluchteling gaat die in een Nederlandse nieuwbouwwijk terechtkomt. Daarna las ik De kraai (2011), over een Iraanse vluchteling die in Amsterdam schrijver en makelaar in koffie is geworden. Ik kan me voorstellen dat het je leven voor altijd bepaalt als je je thuisland moet ontvluchten voor oorlog en vervolging en in een Nederlandse nieuwbouwwijk terechtkomt. De boeken van Kader Abdolah gaan daar dan ook min of meer allemaal over.
Het huis van de moskee (2005) gaat over een huis bij een moskee in de Iraanse stad Senedjan. Heer des huizes Aga Djan is tapijtenhandelaar en hoofd van de bazaar. Zijn familie woont al generaties in het huis bij de moskee. Als zijn neef de imam Alsaberi overlijdt neemt de jonge, orthodoxe imam Galgal het van hem over, tot hij een hetze tegen de nieuwe bioscoop ontketend en door Aga Djan wordt weggestuurd.
Gedurende de aanstelling van Galgals drie opvolgers borrelt er een revolutie op in het land. De liberale sjah raakt uit de gratie en überconservatieve ayatollah Khomeini vindt meer en meer steun bij de bevolking, met als gevolg dat de sjah het land moet verlaten en Khomeini de macht kan overnemen. Aga Djan raakt de zeggenschap over de moskee kwijt, verliest zijn aanzien op de bazaar en zijn familie valt uiteen. Zijn zoons, die zich in linkse studentenkringen begeven, worden opgepakt of geëxecuteerd. De verteller van het verhaal, als ik het me goed herinner een van zijn zoons, eindigt in Nederland.
Dieptepunt in het verhaal is als Aga Djan met het lijk van zijn zoon in een bestelwagen van dorp naar dorp moet zeulen om een begraafplaats te vinden. Niemand wil hem helpen, hij is gebroken, en zijn geloof in de goedheid van de mens is hij verloren:
Dit was onvoorstelbaar. Aga Djan kon hun gedrag niet geloven. Dit was zijn dorp, al zijn doden lagen hier begraven. Waarom behandelden zij hem zo? De revolutie had de slechtste kanten van de mensen naar boven gehaald. Niemand was meer te vertrouwen, zelfs je eigen broer of zus niet. Hij had in de boeken over de levens van de koningen gelezen, dat deze mensen er altijd waren. Verraad en misdaad hoorden bij de mensen.
Het huis van de moskee is een droevig verhaal. Abdolah neemt de tijd om alle mensen die in het huis wonen te introduceren, waardoor hun noodlot harder binnenkomt. Het verhaal heeft me geraakt en me wat over Iran geleerd. Na Gravity’s Rainbow was het een verademing om een traditionelere vertelling te lezen. Of ik mijn boeken alfabetisch blijf lezen is onzeker — al houdt het de boeken van Slavoj Žižek op veilige afstand — maar ik dank mezelf, want anders had ik Het huis van de moskee waarschijnlijk nooit gelezen.
Na de oorlog herstelt Aga Djans vertrouwen in de mensheid enigszins, waarmee er toch hoop is aan het eind van het verhaal. Als Aga Djan in het geboortedorp van zijn vrouw is, waar hij zijn zoon niet mocht begraven, komen de mannen van het dorp naar hem toe. ‘Aga Djan,’ zegt een van hen, ‘bijna iedere familie uit het dorp heeft een zoon verloren in de oorlog. Ze liggen allemaal bij elkaar begraven op de begraafplaats. Wij hebben je geen graf gegeven voor je zoon. We dragen het lijk van je zoon in ons geweten. Vergeef het ons!’ Aga Djan vergeeft het ze. ‘Ik heb het nooit iemand kwalijk genomen,’ zegt hij. ‘Jullie komst vermindert mijn pijn. Ik heb altijd in de goedheid van de mens geloofd.’
De dag erna bezoekt hij het graf van zijn vriend, de dichter Kazem Khan, en zegt er een van diens somber realistische gedichten op: ‘Zo doet het leven / Het speelt met je / Soms heeft het je lief / Soms vernedert het je.’
Dit artikel schreef ik voor literair blog De Gebroken Rug.