in Film

Gedachten over filmmakers als geschiedschrijvers

hailcaesarAls ik je dit weekend op een feest zie en vraag wie je favoriete historicus is, dan is de kans groot dat je eerst “HA!” zegt en dan “WEET IK VEEL!”. Misschien kom je later nog met Geert Mak aanzetten, zo van: joh, ik lachte net wel, maar ik ken natuurlijk Geert Mak dus laten we doen alsof dat mijn favoriete is en het er daarna nooit meer over hebben. Biertje? 

Van die mensen die nog wat historici kunnen opsommen, weet ik nu al dat niemand Steven Spielberg zal noemen. En dat terwijl Spielberg miljoenen mensen bereikt met zijn filmische representaties van het verleden. In The Color Purple (1985), Amistad (1997) en Lincoln (2012) toont hij het Amerikaanse (slavernij)verleden, in Schindler’s List (1993), Saving Private Ryan (1998) en War Horse (2011) de beide Wereldoorlogen en onlangs, met Bridge of Spies (2015), een episode uit de Koude Oorlog. Verder regisseerde hij onder meer Munich (2005), en natuurlijk het waargebeurde verhaal van een man die een pretpark vol dinosaurussen creëerde.

Ralph Fiennes als SS-Hauptsturmführer Amon Göth in Schindler’s List

Filmmakers als historici
Je kunt natuurlijk stellen dat een historicus iemand is die onderzoek doet op basis van oude bronnen in stoffige archieven, en bijdraagt aan academische discussies over specialistische vraagstukken in de geschiedkunde. Dat kan. Maar je kunt ook stellen dat historici mensen zijn die ons, de rest, vertellen over hoe het leven vroeger was. Die ruimere opvatting wordt ook wel ‘publieksgeschiedenis’ genoemd. Veel filmmakers kun je onder die categorie scharen.

Boekenschrijvers, waaronder historici, vertellen natuurlijk ook over vroeger, maar wie leest er nog boeken? Ondanks dat bijna iedereen in het Westen tegenwoordig kan lezen en schrijven, leven we in een grotendeels ‘post-geletterde samenleving’, waarin mensen wel kunnen lezen en schrijven, maar het weinig tot niet doen, omdat het niet echt meer nodig is. Iets soortgelijks geldt voor historische musea (wie komt daar nog?) en het onderwijs (wie herinnert zich daar iets van?). Het bekijken van bewegende beelden doen we dan weer wel, zoals hieronder naar de trailer van Hail, Caesar!.

Al in 1990 schreef filmhoogleraar Anton Kaes dat film en televisie de meest effectieve vormers zijn van historisch bewustzijn, omdat ze de geschiedenis meer tot leven brengen dan bijvoorbeeld lezingen en musea, en een massapubliek bereiken. Hoeveel Nederlanders kennen de Tweede Wereldoorlog wel niet voornamelijk via Soldaat van Oranje (1977), De Aanslag (1986) of De Tweeling (2002)? Veel meer dan via de boekenreeks van historicus Lou de Jong in elk geval, die als je hem wil weggooien een hele kliko vult.

Lou de Jong met zijn boekenreeks over de Tweede Wereldoorlog

Hail, Caesar!
Vorig weekend zag ik de voorpremière van de nieuwe film van de gebroeders Coen, wier films zich bijna altijd in het verleden afspelen. Ook Hail, Caesar! kun je een geschiedenisfilm noemen. Het verhaal is dan wel niet waargebeurd, maar het speelt zich af in het Hollywood van de jaren vijftig, waar op dat moment onder meer een episch sandalendrama over Jezus wordt opgenomen. Het is dus een soort geschiedenisfilm waarin een geschiedenisfilm wordt gemaakt.

We volgen studiomanager — ‘fixer’ — Eddy Mannix (Josh Brolin), die het chaotische productiecircus in goede banen probeert te leiden. Wanneer hij vergadert met vier religieuze leiders — maar zonder historici! — om ze te vragen hoe waarheidsgetrouw ze de Jezus in de film vinden, erkent hij de impact van film op het historisch bewustzijn: “Here at Capitol Pictures, millions of people look to us for information, uplift and, yes, entertainment.” De Bijbel is leuk en aardig, zegt hij, maar wie leest dat nog? Film is wat de Grote Verhalen aan de mensen zal vertellen.

George Clooney als acteur Baird Whitlock in Hail, Caesar!

Daarnaast volgen we Baird Whitlock (George Clooney), die in de Jezus-film een Romeinse officier speelt, en tussen de opnames door wordt ontvoerd door een groep communistische scenarioschrijvers die zichzelf The Future noemen. Ze vertellen hem dat ze al jaren bezig zijn hun ideologie op subtiele wijze via films te verspreiden, om het volk te verheffen en het kapitalistische Hollywood kapot te maken. Ook voor hen geldt: film is de manier om hun Grote Verhaal te verspreiden.

Geschiedenisfilms
Dat geldt ook voor het Grote Verhaal van de wereldgeschiedenis. Neem de huidige Oscarnominaties voor Beste Film: vijf van de acht hebben een historisch karakter. The Revenant toont blanke pelsjagers in Amerika in 1823. Brooklyn gaat over een Iers meisje dat in 1952 naar New York emigreert. Bridge of Spies speelt zich tien jaar later af en gaat over een gevangenenruil tussen de VS en de Sovjet-Unie. En Spotlight en The Big Short vertellen over misbruik in de katholieke kerk (2001/2) en in het financiële systeem (2007/8). In andere categorieën zie je hetzelfde, met Mad Max: Fury Road en The Martian als futuristische tegenhangers.

Geschiedenisfilmprofessor Robert Rosenstone was in de jaren negentig de eerste om een basaal onderscheid te maken tussen drie soorten geschiedenisfilms: geschiedenis als drama, geschiedenis als document en geschiedenis als experiment. Waarschijnlijk denk je bij ‘geschiedenisfilm’ vooral aan die eerste. Daaronder valt niet alleen het zogenaamd ‘waargebeurde verhaal’, maar ook het ‘kostuumdrama’ of ‘periodedrama’, dat qua plot fictief is maar qua setting getrouw is aan de tijd waarin het speelt. De meeste historische drama’s zijn, om er een vlotte film van te maken, een combinatie: deels waargebeurd en deels verzonnen.

Geschiedenis als document is een andere manier om te zeggen dat je het over documentaires hebt en geschiedenis als experiment een andere manier om te zeggen dat het een film is die waarschijnlijk nooit de bioscoop zal halen en zal verstoffen in de krochten van YouTube.

De onderzoeksjournalisten van The Boston Globe in de film Spotlight

Dramafilms en documentaires tonen nooit het verleden ZOALS HET ECHT WAS, maar zijn altijd een reconstructie — net als boeken overigens. Hoe realistisch een film of documentaire ook lijkt, er gelden volgens Rosenstone altijd bepaalde filmwetten. Film toont de geschiedenis bijvoorbeeld als een verhaal met een kop en een staart, en de boodschap is vrijwel altijd dat dingen beter zijn geworden. Ook zoomt film in op individuen, omdat bevolkingsgroepen als geheel moeilijk te filmen zijn. En filmmakers willen mensen raken, dus gebruiken ze dingen als close-ups en muzikale omlijsting. In de historische realiteit gaan die wetten allemaal niet op.

De waarde van een geschiedenisfilm
De waarde van een geschiedenisfilm als toegangspoort tot het verleden hangt natuurlijk af van de mate waarin de film getrouw is aan het oorspronkelijke verhaal of de oorspronkelijke periode. Daarin zit de crux, want bij film spelen ook commerciële belangen. Historici aan universiteiten krijgen een vast salaris om behalve matige scriptiebegeleiding ook historisch onderzoek te doen. Hun doel daarbij is wetenschappelijk, niet commercieel.

Films zijn massa-entertainmentproducten die geld moeten opleveren. Ze kosten klauwen om te maken en dat moet terugverdiend worden in de bioscoop, en mensen geven graag een tientje uit voor een film met een goed verhaal. Voor wetenschappers is het een doodzonde om dingen te verzinnen om hun verhaal smeuïger te maken. Filmmakers doen dat wel. Bovendien geven ze niet aan welke delen er opgesmukt zijn en welke niet.

Zelfs als filmmakers vooraf vermelden dat het verfilmde verhaal ‘waargebeurd’ is, kun je daar niet van uitgaan. Een extreem voorbeeld daarvan is Fargo, de film en de serie. Aan het begin lees je: ‘This is a true story. The events depicted in this film took place in Minnesota in 1987. At the request of the survivors, the names have been changed. Out of respect for the dead, the rest has been told exactly as it occurred.’ Vervolgens krijg je dingen te zien als — spoiler alert! — een ufo.

Van alle tijden
Natuurlijk, verhalen moeten zich altijd ergens in tijd en ruimte afspelen. Het oerverhaal begint niet voor niets met ‘Er was eens…’ en ‘In een land hier ver vandaan…’. Een verhaal kan geloofwaardiger zijn als het zich afspeelt in een tijd en op een plaats die echt bestaan hebben. Maar dat is geen noodzakelijke voorwaarde. Neem The Lord of The Rings. Alle delen daarvan zijn genomineerd geweest voor een Oscar voor Beste Film, en ze brachten de geschiedenis van Midden-Aarde in de hoofden van een miljoenenpubliek. Binnen de regels van het verhaal waren de gebeurtenissen best geloofwaardig.

Je kunt je een filmcultuur voorstellen waarin meer fantasieverhalen worden verteld en minder historische verhalen. Dus kun je je afvragen: hoe komt het dat ‘de realiteit’ zo nadrukkelijk aanwezig is in onze filmcultuur? Volgens filmdocent Rudi de Boer, bij wie ik momenteel een leuke cursus volg, is het van alle tijden. “Of het nu gaat om films die zich afspelen in het verleden of in de toekomst, film zeggen altijd iets over de hedendaagse maatschappij. De LGTB-beweging is nu bijvoorbeeld hot in Hollywood, en daarom worden films als Carol en The Danish Girl gemaakt. In Brooklyn zien we de hedendaagse migratieproblematiek, en Bridge of Spies zegt wellicht iets over de verhouding tussen de VS en Rusland nu.”

Dit stuk verscheen op The Creators Project van VICE.