‘Elizabeth was de onzichtbare lijm van het Gemenebest’, ‘Gemenebestspelen zijn vooral een feest voor kleine sportlanden’, ‘Oeganda wil op Gemenebesttop geen gedonder’ – drie Volkskrant-koppen met een woord dat sinds het overlijden van koningin Elizabeth veelvuldig te lezen viel: gemenebest. In het eerstgenoemde artikel welgeteld zestien keer.
Het woord brengt mij terug naar het aardrijkskundelokaal van de middelbare school. Aan het plafond voor het donkergroene krijtbord hingen vele rijen uitrolbare kaarten, waaronder die van Rusland, dat het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) bleek te heten. Het gemene beest, daar vond ik het op lijken.
Wat is een gemenebest? Volgens de Van Dale is het een ‘staat die niet door een alleenheersend vorst wordt bestuurd, m.n. de Republiek der Verenigde Nederlanden, na de afzwering van Filips II’. Die definitie maakt elke republiek tot een gemenebest, hoewel we doorgaans vooral bondgenootschappen van meerdere soevereine staten (statenbonden) zo aanduiden, zoals het Gemenebest van Naties (Commonwealth of Nations, voorheen het Britse Gemenebest) en het eerdergenoemde GOS. Het woordenboek noemt 1872 als geboortejaar van het woord en stelt dat het een vertaling is van het Latijnse res publica, dat ‘de publieke zaak’, ‘het algemeen belang’, oftewel ‘de staat’ betekent.
Het woord is gevormd uit ‘gemeen’ (algemeen) en ‘best’ (belang, als in ‘ten beste van’). Het impliceert dat deze staatsvorm het best is voor iedereen, en dat er gelijkwaardigheid is tussen de gemenebestlanden. Maar is dat ook zo, of is het net als ‘algemeen belang’ een neutraal klinkende politieke term die ongelijkheden moet verbloemen? Of zijn, met een knipoog naar Orwell, sommige landen in een gemenebest net wat gemener dan andere? Het Gemenebest der Naties is de opvolger van het Britse koloniale rijk, met Charles III als ‘hoofd’, en wie in het Gemenebest der Onafhankelijke Naties de scepter zwaait, moge duidelijk zijn (een gemeen beest).
Geschreven voor de Volkskrant, zie hier.