Pas toen ik mijn gezicht afdroogde besefte ik dat de handdoek die ik gebruikte vier dagen op de grond in de sportschool had gelegen. Ik had hem maandag laten slingeren en vrijdag in een groezelig hoekje teruggevonden toen ik mijn veters strikte. Thuis had ik hem over de leuning van de luie stoel gelegd en daarna was ik de hele episode weer vergeten, tot ik me ermee stond af te drogen. Toen ik het samengestelde aroma van zweet, rubberen vloer, gebakken eieren en sigarettenrook opsnoof dacht ik: hier zou je een stevige kruidenthee van kunnen trekken.
Daarna dacht ik aan The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adams. Meer in het algemeen denk ik bij bepaalde verschijnselen altijd aan bepaalde boeken. Een goede schrijver kan met een verhaal of een beschrijving een verschijnsel een beetje annexeren. Voor lezers van Douglas Adams bijvoorbeeld is de handdoek een blijvende referentie naar zijn boeken. Andersom kunnen lezers zich de woorden die in het boek staan toe-eigenen en ze op het juiste moment citeren of in herinnering brengen. Soms is dat geinig, vaak stuit het op beleefde desinteresse. Maar dat is niet erg: citeren van grote schrijvers is inherent goed.
Wat voorbeelden uit boeken die ik meer of minder recent las:
1. De handdoek
Bij handdoeken denk ik dus aan The Ultimate Hitchhiker’s Guide, vooral als ze een beetje stinken. Ik las de bundel van Douglas Adams tien jaar geleden op aanraden van Jan van Tienen. Jan liep in die tijd op zonnige dagen lezend van de universiteit naar huis, zijn boek in een haast gestrekte arm voor zich houdend, wat met 800 bladzijden Hitchhiker’s Guide best een opgave is. Of Jan nog steeds lopend leest weet ik niet, hij leest tegenwoordig wel onder de douche.
In The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy liften Arthur Dent en Ford Prefect door tijd en ruimte, nadat de aarde is vernietigd om plaats te maken voor een intergalactische snelweg. Ford Prefect komt van een andere planeet en schrijft voor het liftershandboek The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy. Volgens dat boek is een handdoek ‘the most massively useful thing an interstellar hitchhiker can have’. Ford Prefect is een handdoekenpurist: hij heeft een witte huis-tuin-en-keukenhanddoek met ingeborduurde bloemetjes. Een van de hoeken is ooit in soep gedompeld, zodat hij in tijden van nood wat te sabbelen heeft. Het komt geregeld voor dat Ford en Arthur iets beleven met handdoeken, zij het nooit seksueel, maar dat is oké.
De Hitchhiker’s Guide to the Galaxy heeft onder meer het volgende te zeggen over handdoeken:
You can wrap it around you for warmth as you bound across the cold moons of Jaglan Beta; you can lie on it on the briljant marble-sanded beaches of Santraginus V, inhaling the heady sea vapors; you can sleep under it beneath the stars which shine so redly on the desert world of Kakrafoon; use it to sail a miniraft down the slow heavy River Moth; wet it for use in hand-to-hand combat; wrap it round your head to ward off noxious fumes or avoid the gaze of the Ravenous Bugblatter Beast of Traal (a mind-boggingly stupid animal, it assumes that if you can’t see it, it can’t see you—daft as a brush, but very ravenous); you can wave your towel in emergencies as a distress signal, and of course dry yourself off with it if it still seems to be clean enough.
Lang om te citeren, ik weet het, maar met een kleine verwijzing toon je je een topper onder esseffers. Er staat nog meer over handdoeken in de omnibus, maar hij is te dik om nog eens even helemaal door te lezen, dus dat doe je zelf maar. Fun fact: 25 mei is jaarlijkse handdoekendag, ter ere van Douglas Adams!
2. Bloemen
Sinds ik De kaart en het gebied van Michel Houellebecq las ben ik niet alleen iets bitterder, maar denk ik bij bloemen altijd aan geslachtsdelen en de dood. Volgens Houellebecq zijn bloemen ‘niets anders dan geslachtsorganen, felgekleurde vagina’s die het oppervlak van de aardbol sieren, overgeleverd aan de geilheid van insecten.’ Het is geinig om die woorden op droge toon te citeren, bijvoorbeeld tijdens een kringverjaardag bij je tante. Op karakteristiek opgewekte toon voegt Houellebecq toe:
De schoonheid van bloemen is droevig omdat bloemen kwetsbaar zijn, en voorbestemd tot de dood, net als elk ding op Aarde natuurlijk maar zij meer dan andere dingen, en net als bij dieren is hun kadaver een groteske parodie op hun levende essentie, en net als bij dieren stinkt hun kadaver—dat alles begrijp je zodra je één keer de cyclus van de seizoenen en het verrotten van de bloemen hebt meegemaakt.
Good times met Houellie.
3. Heggen
Mijn belangrijkste reden om The Shining van Stephen King te bestellen was dat ik een ander boek nodig had en voor die gratis verzendkosten vanaf twintig euro ging. Ik trap telkens weer in die val—bol.com doorgrondt mijn ziel, en vooral het gat in mijn hand. In The Shining gaat schrijver en drankliefhebber Jack Torrance een winter aan de slag als leegstandbeheerder in het Overlook Hotel in Colorado, bovenop een berg. Hij neemt vrouw Wendy en zoontje Danny mee voor de gezelligheid, maar uiteindelijk wordt het toch niet zo gezellig.
Bij fraai geknipte heggen denk ik altijd aan de hegdieren die in de tuin bij het Overlook Hotel staan: een konijn, een herdershond, een paard, een buffel en drie leeuwen. Er zijn al wat vreemde dingen gebeurd als Jack op een middag de elektrische heggenschaar tevoorschijn haalt. Hij is dan al een beetje crazy. Eerst maakt hij een praatje met het konijn, daarna zegt hij plenair dat hij de dieren graag zou vervangen door een cocktailterras. Na het snoeien gaat hij los in de speeltuin—vrouw en kind zijn niet thuis, niemand die hem ziet. Maar als hij voor de gein het hek van de speeltuin beetpakt en ‘Laat me eruit!’ schreeuwt, hoort hij iets achter zich.
SPANNEND HÈ!!! Jack kijkt om maar ziet niemand, ook niet tussen de hegdieren. Hij is poepiebang: ‘The sound of his feet crunching on the crushed stone seemed abnormally loud. Now the flesh on his testicles had begun to creep too, and his buttocks felt hard and heavy, like stone.’ Jack kijkt nog eens goed: de hegdieren lijken veranderd. Het konijn zit nu, de hond ligt en de leeuwen staan wel erg dicht bij het pad. Als hij zijn ogen sluit en weer opent staan de dieren plots dichterbij, alsof ze Annemaria Koekoek met hem spelen. Binnen no-time hebben de fraai geknipte struiken hem klem tegen het hek. Jack schreeuwt als een kind in Jurassic Park. Daarna staan de dieren weer op hun oorspronkelijke plaats en steekt Jack met trillende handjes een sigaret aan.
Niet alleen zijn zoontje Danny maar ook Dick Halloran, de man die het gezin komt redden, wordt later aangevallen door de hegdieren. Het zijn de betere scenes in The Shining en er zouden meer hegdieren mogen zijn om mij hieraan te herinneren.
4. Gin-tonic
Ik ben een sucker voor gin-tonic. Zet me een glas voor en ik drink je hele huis leeg. Grote kans dat ik daarbij verwijs naar La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer, het beste Nederlandse boek van het lopende decennium. Een vriendin van me zei eens dat ze alleen klassiekers leest, omdat ze zeker weet dat die goed zijn. Ik zou graag zeggen dat ik haar La Superba cadeau deed als een soort statement, maar in werkelijkheid gaf ik het omdat ik haar eerst een vergeelde en verkreukelde Rainbow Pocket van Dostojevski voor haar verjaardag had gegeven, waarvan ze terecht beweerde dat ze die al had.
In La Superba zet Ilja Leonardo zijn eigen luxe-immigratie naar Genua af tegen die van andere karakters, zoals Rashid de Marokkaanse rozenverkoper. Het eerste intermezzo gaat over drank- en aandachtsorgel Don, voluit Donald Perrygrove Sinclair, een eminente Engelsman van in de zeventig die al twintig jaar in Genua woont en iedere dag op het terras van Piazza delle Erbe te vinden is. Don vertelt Ilja over zijn studietijd aan Cambridge en zijn werk voor de Britse geheime dienst. Hij is een charmeur, een briljant verteller, maar bovenal een liefhebber van gin-tonic, of zoals hij het zelf noemt: ‘cappuccino senza schiuma’. Hij bestelt ’s ochtends een flinke, en steeds wanneer hij halverwege is bestelt hij ‘een traantje’ gin en wat ijs voor erbij. ‘Genoeg gin om de Titanic te laten drijven en genoeg ijs om haar tot zinken te brengen,’ aldus Don. Na zonsondergang zingt hij voor groot publiek stomdronken liederen als Yellow Submarine. Daarna struikelt hij terug naar zijn hotel.
Don sterft in het harnas: op terras met een GT voor zijn neus. Als een comité van vrienden contact opneemt met zijn familie, blijkt dat Don al zijn verhalen verzonnen heeft. De Genuezen maakt het niets uit: ze hielden van Don en zijn verhalen. De stad loopt uit voor zijn begrafenis, bij zijn kist zegt iedereen nog een laaste keer ‘ciao Don’. Daarna drinkt iedereen gin-tonic op Piazza delle Erbe. Als ik gin-tonic drink denk ik daarom altijd even aan Don en aan La Superba.
Moon Palace van Paul Auster lees ik nu, althans lezen: het ligt te verstoffen op mijn nachtkastje, omdat ik eerst alles van Houellebecq wil lezen. Ik verwacht dat de maan door Moon Palace flink in mijn achting zal stijgen, en dat ik bij heldere hemel nooit om citaten verlegen zit. Slim van Paul Auster: de maan ziet iedereen, als je die annexeert dan zit je als schrijver gebakken.
Dit stuk schreef ik voor De Gebroken Rug.